Landstede Groep

Eindexamen Geschiedenis VMBO 2023 (meerkeuzevragen)

Examen VMBO-KB, GL en TL
2023
geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL
Meerkeuzevragen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Examen VMBO-KB, GL en TL
2023
geschiedenis en staatsinrichting CSE GL en TL
Meerkeuzevragen

Slide 1 - Slide

Nederland van 1848 tot 1914

Slide 2 - Slide


Koning Willem II liet in 1848 een levensgroot schilderij van zichzelf in de Eerste Kamer ophangen. Hij zei daarbij tegen de Eerste Kamerleden: “Door de nieuwe Grondwet kan ik niet meer bij u komen, daarom wil ik u mijn portret geven, dan ben ik altijd bij u”.

▻Wat was de reden dat koning Willem II deze uitspraak deed?
Door de nieuwe Grondwet van 1848
A
mocht de koning alleen nog maar Tweede Kamerleden benoemen.
B
verloor de koning veel politieke macht.
C
was de koning geen voorzitter meer van de Eerste Kamer.
D
werd de koning lid van het parlement.

Slide 3 - Quiz


De Nederlandse regering kon in de tijd van het modern imperialisme bedrijven contracten geven, zodat deze bedrijven suiker uit Indonesië mochten verhandelen. Koning Willem III vroeg aan de minister van Koloniën of twee van zijn vrienden zo’n contract konden krijgen. De minister van Koloniën gaf beide vrienden van de koning een contract, zonder daarover de Tweede Kamer in te lichten. De Tweede Kamer ontdekte dit en stelde hierover kritische vragen aan de minister. De minister moest deze vragen beantwoorden. 

▻Welke taak voerde de Tweede Kamer uit?
A
de controlerende taak
B
de uitvoerende taak
C
de wetgevende taak

Slide 4 - Quiz


De nieuwe onderwijswet werd tóch ingevoerd. Abraham Kuyper richtte mede naar aanleiding van deze wet een politieke partij op.

▻Welke politieke partij wordt bedoeld?
A
ARP
B
Liberale Unie
C
RKSP
D
SDAP

Slide 5 - Quiz


De ongelijke financiële behandeling tussen het openbaar en bijzonder onderwijs werd uiteindelijk opgelost.

▻Wanneer en waardoor werd deze ongelijke behandeling opgelost?
A
in 1887, door de invoering van het Caoutchouc-artikel
B
in 1887, door de Pacificatie
C
in 1917, door de invoering van het Caoutchouc-artikel
D
in 1917, door de Pacificatie

Slide 6 - Quiz

De Eerste Wereldoorlog (1914-1918)

Slide 7 - Slide


In het najaar van 1917 brak in Rusland een revolutie uit. Niet lang daarna sloot Rusland vrede met Duitsland.

▻Wie was de leider van deze revolutie? 
▻En uit welk bondgenootschap trok Rusland zich terug?

A
Lenin Centralen
B
Lenin Geallieerden
C
Stalin Centralen
D
Stalin Geallieerden

Slide 8 - Quiz


Gebruik de bron
▻Op welke kaart is Europa te zien vóór de Eerste Wereldoorlog? 
▻En op welke kaart is Europa te zien kort na de Eerste Wereldoorlog?
A
vóór de Eerste Wereldoorlog: 1 kort na de Eerste Wereldoorlog: 2
B
vóór de Eerste Wereldoorlog: 2 kort na de Eerste Wereldoorlog: 1
C
vóór de Eerste Wereldoorlog: 3 kort na de Eerste Wereldoorlog: 2
D
vóór de Eerste Wereldoorlog: 3 kort na de Eerste Wereldoorlog: 1

Slide 9 - Quiz

Het interbellum (1918-1939)

Slide 10 - Slide


Gebruik de bron
▻Welke begrippen passen bij de bron?
A
censuur + persoonsverheerlijking
B
censuur + terreur
C
totalitair + persoonsverheerlijking
D
totalitair + terreur

Slide 11 - Quiz


Stel, een Duitse jongen wil later lijfwacht worden van Hitler.

▻Van welke nazi-organisatie moet hij als 14-jarige eerst lid worden? ▻En bij welke nazi-organisatie moet hij later horen als hij lijfwacht van Hitler wil zijn?

A
eerst: Hitlerjugend later: Gestapop
B
Eerst: Hitlerjugend later: SS
C
Eerst: SA later: Gestapo
D
Eerst: SA later: SS

Slide 12 - Quiz

De Tweede Wereldoorlog (1939-1945)

Slide 13 - Slide


In 1941 werd de Artsenkamer opgericht door de Duitse bezetter. Elke arts in Nederland moest lid worden van de Artsenkamer om te mogen blijven werken. De meerderheid van de Nederlandse artsen weigerde lid te worden van de Artsenkamer.

▻Welk begrip hoort bij de oprichting van de Artsenkamer? 
▻En welk begrip hoort bij de weigering om lid te worden?

A
oprichting: gelijkschakeling weigering: collaboratie
B
oprichting: gelijkschakeling weigering: verzet
C
oprichting: propaganda weigering: collaboratie
D
oprichting: propaganda weigering: verzet

Slide 14 - Quiz


Gebruik de bron

▻Wie heeft de opdracht gegeven voor het maken van de poster? ▻En uit welk land kwam het gevaar waarvoor werd gewaarschuwd?
A
wie: de bezetter land: Duitsland
B
wie: de bezetter land: Groot-Brittannië
C
wie: het verzet land: Duitsland
D
wie: het verzet land: Groot-Brittannië

Slide 15 - Quiz


Gebruik de bron

De oproep uit de poster leidde niet tot het gewenste resultaat, waardoor de bezetter het nodig vond een maatregel te nemen.

▻Welke maatregel wordt bedoeld?
A
de invoering van de mobilisatie
B
de invoering van persoonsbewijzen
C
het organiseren van een staking
D
het organiseren van razzia’s

Slide 16 - Quiz

Europa en de wereld (1945-1989)

Slide 17 - Slide


De Verenigde Staten bieden Europa na de Tweede Wereldoorlog een omvangrijk hulpprogramma aan. Dit hulpprogramma heeft niet alleen een economisch, maar ook een politiek doel.

▻Hoe heet dit hulpprogramma? 
▻En welk politiek doel hoort daarbij?

A
hulpprogramma: Marshallplan politiek doel: containment
B
hulpprogramma: Marshallplan politiek doel: neutraliteit
C
hulpprogramma: vijfjarenplan politiek doel: containment
D
hulpprogramma: vijfjarenplan politiek doel: neutraliteit

Slide 18 - Quiz


Tussen 1950 en 1980 begon de samenstelling van de Nederlandse bevolking te veranderen.
Waardoor veranderde de samenstelling?

▻Door de komst van:



A
Amerikaanse soldaten + Belgische vluchtelingen
B
Belgische vluchtelingen + gastarbeiders uit het Middellandse Zeegebied
C
gastarbeiders uit het Middellandse Zeegebied + migranten uit Indonesië
D
migranten uit Indonesië + Amerikaanse soldatenpolitiek doel: neutraliteit

Slide 19 - Quiz


Gebruik de bron
 
▻Welke president van de Verenigde Staten wordt beschreven?
A
Kennedy
B
Reagan
C
Roosevelt
D
Wilson

Slide 20 - Quiz

Een nieuwe wereldorde (vanaf 1990)

Slide 21 - Slide


Iemand heeft kritiek op een aantal Nederlandse politieke partijen die na 2001 zijn opgericht. Hij beweert dat deze partijen te veel beloven te doen wat het volk wil en dat deze partijen als enige menen te weten wat er onder het volk leeft.
 ▻Tot welke stroming behoren de politieke partijen waarop de persoon kritiek heeft?
A
tot het confessionalisme
B
tot het liberalisme
C
tot het populisme
D
tot het socialisme

Slide 22 - Quiz


Gebruik de bron
 
▻Welk begrip past bij de bron?
A
amerikanisering
B
globalisering
C
multiculturele samenleving
D
secularisatie

Slide 23 - Quiz