Landstede Groep

Havo 4, H4 en H5

Havo 4

Hoofdstuk 4 en 5
1 / 271
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 271 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Havo 4

Hoofdstuk 4 en 5

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 1
Programma
  • Studieplanner & PTA
  • Uitleg telproblemen, 4.1: vermenigvuldigingsregel en somregel, met en zonder herhaling
  • Aan het werk


Huiswerk: Opgave 1, 2 en 4 t/m 9 van 4.1

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop 
Telefoon in telefoontas!

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Dit hoofdstuk leer je antwoord te geven op vragen als:


1. hoeveel verschillende pincodes bestaan er?
2. hoeveel verschillende top-3 lijsten kan je samenstellen uit 100 nummers?
3. op hoeveel verschillende manieren kan je drie broeken met 6 shirtjes combineren?
4. op hoeveel verschillende manieren kan je in 4E 2 klassen-vertegenwoordigers kiezen?
5. op hoeveel verschillende manieren is van twee klassen-vertegenwoordigers één klassen vertegenwoordiger één meisje en één jongen?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ik gooi vier dobbelstenen. Op hoeveel manier kan ik in totaal 4 gooien?
timer
0:20
A
4
B
0
C
1
D
8

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Ik gooi met 2 gewone dobbelstenen. Op hoeveel manieren kan ik 7 gooien?
timer
0:20
A
5
B
7
C
6
D
8

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vijf teams spelen een hele competitie.
Dus ze spelen een uit en een thuiswedstrijd. Hoeveel wedstrijden worden er gespeeld?

timer
0:20
A
25
B
10
C
8
D
20

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Je laat de schijven hiernaast één keer draaien en telt de uitkomsten op. In de situatie hiernaast is de som 10. Op hoeveel manieren krijg je dat de som 8 is?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Ik kan telproblemen overzichtelijk weergeven
- Ik kan telproblemen oplossen 
- Ik kan de somregel en vermenigvuldigingsregel toepassen
- Ik kan het verschil in tellen met herhaling
en tellen zonder herhaling uitleggen
   


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

4.1A:   en/of regel
  • Vermenigvuldigingsregel: Wanneer in je een telprobleem en (kunt) zeggen gebruik je x.
  • Somregel: Wanneer in je een telprobleem of (kunt) zeggen gebruik je +.

Slide 9 - Slide

a) geen machtsboom, want er is steeds een keuze minder.
Geen faculteitsboom, omdat het niet tot 1 doorgaat.
b) iedere functie zijn eigen kolom, 3 dus.
c) 13, dan 12, tot slot 11
d) 13 x 12 x 11 = 1716 samenstellingen
Vermenigvuldigingsregel
De vermenigvuldigingsregel gebruik je bij gecombineerde handelingen 
dus bijvoorbeeld een menu in een restaurant,
Je neemt een voorgerecht én een hoofdgerecht én een nagerecht
Als er 4 voorgerechten, 5 hoofdgerechten en 2 nagerechten zijn, zijn er 4 x 5 x 2 = 40 opties

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Somregel
De somregel pas je toe als het één of het ander van toepassing is

Hoeveel mogelijke uitkomsten zijn er als je 3 keer 4 of 3 keer 6 gooit met een dobbelsteen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

De vermenigvuldigingsregel

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

De somregel

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

4.1B:   tellen met en zonder herhaling
  • Zonder herhaling: het aantal mogelijkheden neemt steeds met 1 af
  • Met herhaling: het aantal mogelijkheden blijft gelijk

Slide 14 - Slide

a) geen machtsboom, want er is steeds een keuze minder.
Geen faculteitsboom, omdat het niet tot 1 doorgaat.
b) iedere functie zijn eigen kolom, 3 dus.
c) 13, dan 12, tot slot 11
d) 13 x 12 x 11 = 1716 samenstellingen
Tellen zonder herhaling
Als er een groepje van 8 personen is waarbij iemand gekozen wordt als voorzitter, iemand als secretaris en iemand als penningmeester. 

De mogelijke combinaties: 8x7x6 = 336
Dus er zijn 336 combinaties mogelijk

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Tellen met herhaling
Nummerborden bestaan uit 2 cijfers - 2 letters - 2 letters
de vijf klinkers (aeiou) worden niet gebruikt
(bv: 12 - wr - tq) 
alle mogelijke combinaties zijn
10 x 10 x 21 x 21 x 21 x 21 = 19 448 100
dus er zijn 19 448 100 combinaties mogelijk

Zou je hier zeggen: je mag geen dubbele cijfers en letters, dan zouden er 10 x 9 x 21 x 20 x 19 x 18 = ... combinaties zijn

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Als er in een telprobleem EN staat dan gebruik je de .........
A
vermenigvuldigingsregel
B
somregel

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Als er in een telprobleem OF staat dan gebruik je de .........
A
vermenigvuldigingsregel
B
somregel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Ik krijg bij de pizzeria de volgende keuzes
1) groot of klein
2) tomatensaus, witte saus of geen saus
3) ham, rosbief of carpaccio
Hoeveel verschillende pizza's zijn er ?
timer
0:20
A
8
B
18
C
16
D
12

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Een groep leerlingen organiseert een feest. Ze kunnen kiezen uit 4 data, 3 locaties, 3 verschillende thema's en 2 dj's.
Op hoeveel mogelijke manieren kunnen zij het feest organiseren?
A
12
B
72
C
24
D
36

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Linda heeft in haar kast 4 spijkerbroeken, 5 rokjes en 11 shirtjes liggen.
Hoeveel combinaties kan Linda maken als ze een shirtje en een broek combineert of een shirtje en een rokje?
A
220
B
20
C
99
D
2420

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Op een boekenplank staan 8 Duitse, 11 Engelse en 5 Franse boeken.
Hoeveel mogelijkheden zijn er voor Caroline als ze twee boeken leest: eerst een Duits boek en daarna een Engels of een Frans boek?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Op een boekenplank staan 8 Duitse, 11 Engelse en 5 Franse boeken.
Hoeveel mogelijkheden zijn er voor Caroline als ze twee verschillende Duitse boeken gaat lezen?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Slide 24 - Video

This item has no instructions

Aan het werk
Maken opgave 1, 2 en 4 t/m 9
Programma
  • Studieplanner & PTA
  • Uitleg telproblemen, 4.1: vermenigvuldigingsregel en somregel, met en zonder herhaling


Huiswerk: Opgave 1, 2 en 4 t/m 9 van 4.1

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 2
Programma
  • Voorbeeldopgave met/zonder herhaling
  • Opgave 8 bespreken
  • Eventueel: meer huiswerkopgaven bespreken
  • Aan het werk: huiswerk gisteren afmaken + maken 10 t/m 17


Huiswerk: 10, 11, 12, 14 t/m 17

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek
Telefoon in telefoontas!

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Ik kan telproblemen overzichtelijk weergeven
- Ik kan telproblemen oplossen 
- Ik kan de somregel en vermenigvuldigingsregel toepassen
- Ik kan het verschil in tellen met herhaling
en tellen zonder herhaling uitleggen
   


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld
website, achtergrond, 3 banen -> rood, geel en blauw

Hoeveel mogelijke achtergronden voor de website zijn er als:
a. alle banen een verschillende kleur hebben
b. twee aan elkaar grenzende banen niet dezelfde kleur mogen hebben?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Huiswerk vandaag (t/m 9 afmaken)
Maken opgave 10, 11, 12 en 14 t/m 17
Programma
  • Voorbeeldopgave met/zonder herhaling
  • Opgave 8 bespreken
  • Eventueel: meer huiswerkopgaven bespreken
  • Aan het werk: huiswerk gisteren afmaken + maken 10 t/m 17


Huiswerk: 10, 11, 12, 14 t/m 17

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

voorbeeld
website, achtergrond, 3 banen -> rood, geel en blauw

Hoeveel mogelijke achtergronden voor de website zijn er als:
a. alle banen een verschillende kleur hebben
b. twee aan elkaar grenzende banen niet dezelfde kleur mogen hebben?

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 3
Programma
  • Uitleg 4.2ABC: permutaties en combinaties
  • Aan het werk


Huiswerk: 19 t/m 27

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Ik kan uitleggen wat een permutatie, een faculteit en een combinatie is
- Ik kan in de vraag herkennen of het gaat om een permutatie of een combinatie
- Ik kan permutaties en combinaties berekenen. 
   


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Permutaties
Een permutatie is een rangschikking zonder herhaling. 
Dus bijvoorbeeld 3 leerlingen van 8 worden uitgekozen.
1 voor muziek, 1 voor drank en 1 voor hapjes. 
Het aantal permutaties van 3 uit 8 is 8x7x6
Als alle leerlingen een taak krijgen zijn er 8 uit 8 permutaties, dat noemen we 8 faculteit en schrijven we als 8!
dat is dus 8x7x6x5x4x3x2x1



Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Op je GR
Druk op [ALHPA]
Daarna op [WINDOW]

Voor een Permutatie gebruik je nPr
Voor een faculteit gebruik je !

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Permutaties voorbeeld 2
Op hoeveel manieren kun je uit 10 boeken een top 3 samenstellen? 

De volgorde is van belang bij een top 3, 
dus 10 x 9 x 8 of dus op je rekenmachine 10nPr3

En op hoeveel manieren kun je 10 boeken rangschikken? 
Volgorde is van belang, 
dus 10 x 9 x 8 x 7 x6 x 5 x 4 x3 x2 x 1 of dus op je rekenmachine: 10!


Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Combinaties
Als de volgorde niet van belang is, spreken we van een combinatie.
Uit 5 (ABCDE) leerlingen worden er 3 gekozen voor een schoonmaakploeg. 
Dan is 5x4x3 niet goed, omdat bv ABC hetzelfde is als BCA en ACB en...


 


compleet willekeurig

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Combinaties
Het aantal combinaties van 3 uit 5  noteren we als: 
Dat spreek je uit als 5 boven 3

Op de GR: 5nCr3=10




(35)
(35)=321543=3!543=660=10

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Op je GR
Druk op [ALHPA]
Daarna op [WINDOW]

Voor een Combinatie gebruik je nCr

Slide 47 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld 
In een klas van 25 leerlingen worden 5 kaartjes verloot. 
Op hoeveel verschillende manieren kan dat? 

Het is een combinatie omdat je een kaartje maar 1x kan vergeven en het maakt niet uit of je kaartje 1, 2, 3, 4 of 5 krijgt. 
Dus de volgorde is niet van belang. Dus combinaties!!
Je rekent nu dus uit 25nCr5
We spreken dit uit als 25 boven 5 en noteren het als   
(525)

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

In een afspeellijst staan 12 nummers. Je wilt een top 5 samenstellen uit deze 12 nummers. Op hoeveel manieren kan dat?

Slide 49 - Open question

This item has no instructions

Voorbeeld top 5 maken 
In je afspeellijst staan twaalf nummers. Je wilt een top 5 samenstellen. Op hoeveel manieren kan dat? 

Het is een permutatie omdat je geen nummers kan herhalen en je wilt een rangschikking (=top5) maken. 
Je wilt dus het aantal permutaties weten van 5 uit 12. 
Dus 12 x 11 x 10 x 9 x 8 = 95040
of via je GR doe je 12nPr5 = 95040

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Een fotograaf heeft 14 foto's gemaakt. In een brochure van 10 pagina's wordt op elke pagina 1 foto afgedrukt. Op hoeveel manieren kunnen de foto's geplaats worden.
A
8 717 291 200
B
3 632 428 800
C
140
D
289 254 655 000

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Antwoord
keuze uit  14 foto's 
 10 pagina's (op elke pagina 1 foto)  
Op hoeveel manieren kunnen de foto's geplaats worden?
 Dus 10 uit 14

14 x 13 x 12 x 11 x 10 x 9 x 8 x 7 x 6 x 5 = 14 npr 10 = 3632428800 (B)

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Permutaties
Combinaties
Uit een klas worden 6 leerlingen gekozen om een team te vormen.
Bij een verloting zijn 3 prijzen te winnen. Een tablet, GR en een taart.
In een klas worden 5 bioscoop bonnen verloot.
Een vereniging kiest uit haar leden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.  

Slide 53 - Drag question

This item has no instructions

Op een school zijn 12 lokalen. 3 lokalen krijgen een nieuw digibord. Op hoeveel manieren kunnen deze lokalen gekozen worden?
A
1728
B
1320
C
220
D
531441

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Antwoord
Op een school zijn 12 lokalen. 3 lokalen krijgen een nieuw digibord. Op hoeveel manieren kunnen deze lokalen gekozen worden? 
3 uit 12 en volgorde is niet van belang. Dus 12 boven 3.

= 220
(312)

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Programma
  • Uitleg 4.2ABC: permutaties en combinaties
  • Aan het werk


Huiswerk: 19 t/m 27

Maken opgave 19 t/m 27

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Slide 57 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 4
Programma
  • Terugblik + uitleg permutaties en combinaties combineren en toepassen met optelregel en vermenigvuldigingsregel
  • Aan het werk: 28, 29, 31 t/m 35, 37, 38


Huiswerk:  28, 29, 31 t/m 35, 37, 38

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 58 - Slide

This item has no instructions

Terugblik
  • Optelregel: als er in de vraag of gebruikt wordt (voorbeeld: Je kiest uit 4 verschillende boeken 2 boeken om te lezen óf je kiest 1 boek om te lezen. Op hoeveel manieren kan dit? 2 boeken kiezen kan op 4 x 3 = 12 manieren. 1 boek kiezen kan op 4 manieren. Dus 12 + 4 = 16 manieren in totaal
  • Vermenigvuldigingsregel: Als er in de vraag en gebruikt wordt
  • Combinatie: de volgorde is niet van belang voor het eindresultaat (voorbeeld: ik kies 3 leerlingen uit de klas van 30 en die krijgen een 10 op de volgende toets) --> 30nCr3
  • Permutatie: de volgorde is wel van belang voor het eindresultaat (voorbeeld: ik kies 3 leerlingen uit de klas en de eerste krijgt een 10, de tweede een 9 en de derde een 8) --> 30nPr3

Slide 59 - Slide

This item has no instructions

Voor een studie melden zich 200 studenten aan. Iedereen krijgt een studentnummer van 1 t/m 200. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 60 - Quiz

This item has no instructions

Van de 30 laptops komen de beste 3 op de website van CoolBlue. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 61 - Quiz

This item has no instructions

Je wilt een top 5 maken van de nummers uit je afspeellijst. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 62 - Quiz

This item has no instructions

De beste 2 leerlingen van de school worden doorgestuurd naar de landelijke finale. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 63 - Quiz

This item has no instructions

Uit de klas worden 5 leerlingen gekozen om de kantine op te ruimen. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 64 - Quiz

This item has no instructions

Van de 30 laptops komen nummer 1, 2 en 3 op de website van CoolBlue. Hoeveel mogelijkheden?
A
Permutaties
B
Combinaties

Slide 65 - Quiz

This item has no instructions

Combinaties toepassen
Er zijn 6 jongens en 9 meisjes
Je hebt een groepje van 6 nodig.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met 2 jongens? 
Volgorde is niet van belang dus combinatie,
Je kiest jongens én meisjes, dus vermenigvuldigingsregel



(26)(49)=15126=1890
Op de GR 6nCr2 x 9nCr4
Er zijn dus 1 890 mogelijke combinaties
2 van de 6 jongens
4 van de 9 meisjes

Slide 66 - Slide

This item has no instructions

Combinaties toepassen
Er zijn 6 jongens en 9 meisjes
Je hebt een groepje van 6 nodig.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met minstens 5 meisjes? 
Dan heb je dus 6 meisjes of 5 meisjes en 1 jongen
of = optelregel, en = vermenigvuldigingsregel



(69)+(59)(16)=84+1266=840
Op de GR 9nCr6 + 9nCr5 x 6 nCr 1
Dus er zijn 840 mogelijke combinaties

Slide 67 - Slide

This item has no instructions

Vermenigvuldigingsregel
EN = vermenigvuldigen

Een klas bestaat uit 12 jongens en 17 meisjes er wordt een comité van 5 leerlingen gevormd.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met drie jongens?

3 jongens EN 2 meisjes
12nCr3 x 17nCr2
Optelregel
OF = Optellen

Een klas bestaat uit 12 jongens en 17 meisjes er wordt een comité van vijf leerlingen gevormd.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met minstens 4 jongens?

4 jongens EN 1 meisje OF 5 jongens
12nCr4 x 17nCr1 + 12nCr5

Slide 68 - Slide

This item has no instructions

Linda heeft in haar kast 4 spijkerbroeken, 5 rokjes en 11 shirtjes liggen.
Linda gaat op vakantie en wil 2 spijkerbroeken en 5 shirtjes meenemen of 1 spijkerbroek, 2 rokjes en 5 shirtjes. Op hoeveel manieren kan dit?
A
220
B
20
C
99
D
2420

Slide 69 - Quiz

This item has no instructions

Linda heeft in haar kast 4 spijkerbroeken, 5 rokjes en 11 shirtjes liggen.
Linda gaat op vakantie en wil 2 spijkerbroeken en 5 shirtjes meenemen of 1 spijkerbroek, 2 rokjes en 5 shirtjes. Op hoeveel manieren kan dit?

Slide 70 - Open question

This item has no instructions

Linda heeft in haar kast 4 spijkerbroeken, 5 rokjes en 11 shirtjes liggen.
Linda gaat op vakantie en wil 2 spijkerbroeken en 5 shirtjes meenemen of 1 spijkerbroek, 2 rokjes en 5 shirtjes. Op hoeveel manieren kan dit? 

  • 2 spijkerbroeken en 5 shirtjes: 4nCr2 x 11nCr5 = 2772
  • 1 spijkerbroek, 2 rokjes en 5 shirtjes: 4nCr1 x 5nCr2 x 11nCr5 = 18480
  • situatie A of situatie B =  2772 + 18480 = 21252 mogelijkheden

Slide 71 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Maken opgave: 
28, 29, 31 t/m 35, 37, 38
Programma
  • Terugblik + uitleg permutaties en combinaties combineren en toepassen met optelregel en vermenigvuldigingsregel
  • Aan het werk: 28, 29, 31 t/m 35, 37, 38


Huiswerk:  28, 29, 31 t/m 35, 37, 38

Slide 72 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 5
Programma
  • Uitleg: A of B telproblemen
  • Aan het werk: maken t/m 45
  • Eventueel: opgave 41 t/m 45 samen doen 
  • Proefwerk H6 bespreken


Huiswerk:  28, 29, 31 t/m 35, 37, 38, 39, 41 t/m 45

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 73 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
- Ik kan combinaties en permutaties herkennen
- Ik kan de optelregel en vermenigvuldigingsregel gebruiken bij permutaties en combinaties
- Ik kan een A/B-telprobleem herkennen en oplossen
   


Slide 74 - Slide

This item has no instructions

opgave a: 
Situatie A (kop) of situatie B (munt)
Dus een A of B telprobleem (er zijn maar 2 situaties mogelijk)
Combinatie, want de volgorde maakt niet uit voor het eindresultaat (alle 8 de muntjes die ik kies, krijgen hetzelfde, namelijk kop)
(810)=45
(210)=45

Slide 75 - Slide

This item has no instructions

opgave b:
Situatie A (kop) of situatie B (munt)
Dus een A of B telprobleem (er zijn maar 2 situaties mogelijk)
Combinatie, want de volgorde maakt niet uit voor het eindresultaat (alle 5 de muntjes die ik kies, krijgen hetzelfde, namelijk kop)
(510)=252

Slide 76 - Slide

This item has no instructions

opgave c: 
Situatie A (kop) of situatie B (munt)
Dus een A of B telprobleem (er zijn maar 2 situaties mogelijk)
Dus voor elke keer gooien zijn er 2 mogelijkheden, en Willem gooit in totaal 10 keer, dus 2 x 2 x 2 x 2 x 2 x 2 x 2 x2 x 2 x 2 =
210=1024

Slide 77 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
Programma
  • Uitleg: A of B telproblemen
  • Aan het werk: maken t/m 45

  • Eventueel: opgaven 41 t/m 44 samen
  • Proefwerk H6 bespreken




Huiswerk:  28, 29, 31 t/m 35, 37, 38, 39, 41 t/m 45

Aan het werk: 
28, 29, 31 t/m 35, 37, 38, 39, 41 t/m 45



Slide 78 - Slide

This item has no instructions

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, op 2 ervan moet een A komen op 4 een B
dus bv: ABBABB
Hoeveel mogelijkheden zijn er?  
Er zijn 6x5 mogelijkheden om de A te plaatsen , maar omdat het een combinatie is, (de volgorde maakt niet uit) moet je dat nog delen door 2! 
(26)=15
Op de GR 6nCr2 of 6nCr4
Dus er zijn 15 combinaties mogelijk
Omdat het ook 4 B's van de 6 plekken zijn is dat hetzelfde als:
(46)=15

Slide 79 - Slide

This item has no instructions

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, 6A's en 6 B's
Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?  

Dit kan ook makkelijker: 
op de eerste plek staat een A of een B, 2 mogelijkheden dus. 
Dat is bij 6 plekken zo dus 
26=64
Dus er zijn 64 mogelijkheden

Slide 80 - Slide

This item has no instructions

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, 6A's en 6B's
Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?  
(06)(16)(26)(36)(46)(56)(66)=64
Op de GR 6nCr0+6nCr1+6nCr2+6nCr3+6nCr4+6nCr5+6nCr6
Dus er zijn 64 mogelijkheden

Slide 81 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 7
Programma
  • Huiswerkopdrachten maken / samen bespreken


Huiswerk:  46, 47, 49, 50, 51 en 55 t/m 63

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek
Telefoon in telefoontas!

Slide 82 - Slide

This item has no instructions

Havo 4
Hoofdstuk 5

Slide 83 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 8
Programma
  • Uitleg 5.1
  • Aan het werk


Huiswerk: Opgave 1 en 3 t/m 9

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen in lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 84 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan uitleggen wat een open en gesloten interval is
  • Ik kan uitleggen wat [ ] (gesloten haakjes) en < > (open haakjes) inhouden
  • Ik kan bij een getallenlijn zelf het interval noteren 
  • Ik kan uitleggen wat de verschillende soorten van stijgen en dalen zijn
  • Ik kan de verschillende soorten van stijgen en dalen herkennen in een grafiek
  • Ik kan bepalen welke soort stijging of daling hoort op een bepaald interval van de grafiek


Slide 85 - Slide

This item has no instructions

Intervallen

open interval:                      


gesloten interval:  


<1,5>
[1,5;6]
<,5>
alle getallen tussen 1 en 5
1 en 5 doen níet mee
alle getallen kleiner dan 5
5 doet níet mee
alle getallen tussen 1,5 en 6
1,5 en 6 doen wel mee
[1,5;>
alle getallen groter dan 1,5
1,5 doet wel mee

Slide 86 - Slide

This item has no instructions

Intervallen 
<,5>
<2,3]
[7,>

Slide 87 - Slide

This item has no instructions

Soorten stijgen en dalen
constante stijging
afnemende stijging
toenemende stijging
constante daling
afnemende daling
toenemende daling

Slide 88 - Slide

This item has no instructions

Sleep de tekst naar de bijbehorende grafiek
toenemende 
stijging
toenemende 
daling
afnemende 
stijging
afnemende daling
constante 
stijging
constante daling

Slide 89 - Drag question

This item has no instructions

Stijgen, dalen en intervallen
Stijgen en dalen geven we aan met 
intervallen. 

         betekent: 1 doet niet mee

         betekent: 1 doet mee

         betekent: alles onder
1
[1

Slide 90 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
Stijgend:                   en

Dalend:                en 
,1
3,5
1,3
5,

Slide 91 - Slide

This item has no instructions

Soorten stijgen en dalen

Slide 92 - Slide

This item has no instructions

Maak opdracht 10

Je hebt 10 minuten
timer
10:00

Slide 93 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden
a) Constante stijging
     Afnemende stijging
     Toenemende daling
     Afnemende daling
     Toenemende stijging                 of 

b)                , hier neemt de snelheid af.
4,7
[0,3
3,4
4,5
5,7
7,
7,10

Slide 94 - Slide

This item has no instructions

Welke intervalnotatie hoort bij het volgende interval
A
[-1,4]
B
[-1,4>
C
<-1,4]
D
<-1,4>

Slide 95 - Quiz

This item has no instructions

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?
A
[-7,-2]
B
<-7,-2]
C
<←,-2]
D
[7,-2>

Slide 96 - Quiz

This item has no instructions

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?
A
[-1,4]
B
<-1,4]
C
[-1,4>
D
<-1,4>

Slide 97 - Quiz

This item has no instructions

Welke intervalnotatie hoort bij het interval op deze getallenlijn?
A
[-3,2]
B
<-3,→]
C
[-3,→>
D
[-3,2>

Slide 98 - Quiz

This item has no instructions

Het interval op <1,2> is:
A
Toenemend dalend
B
Toenemend stijgend
C
Afnemend stijgend
D
Afnemend dalend

Slide 99 - Quiz

This item has no instructions

Op het interval <2, 6>
loopt de grafiek van
A
afnemend dalend naar toenemend stijgend
B
toenemend dalen naar toenemend stijgend
C
afnemend stijgend naar toenemend stijgend
D
toenemend stijgend naar afnemend stijgend

Slide 100 - Quiz

This item has no instructions

Op welk interval
is de grafiek afnemend dalend?
A
< 1, 3 >
B
< 2, 3 >
C
< 5, 7 >
D
< 1, 2 >

Slide 101 - Quiz

This item has no instructions


Op welk interval
is de grafiek toenemend stijgend ?
A
< -1, 1 >
B
< 3, 4 >
C
< 3, 5 >
D
< 4, 5 >

Slide 102 - Quiz

This item has no instructions

Bij een gesloten interval...
A
...doen de grenzen wel mee en gebruik je <...>
B
...doen de grenzen wel mee en gebruik je [...]
C
...doen de grenzen niet mee en gebruik je <...>
D
...doen de grenzen niet mee en gebruik je […]

Slide 103 - Quiz

This item has no instructions

Het interval <0, 9] is hetzelfde als
A
0 ≤ x ≤ 9
B
0 ≤ x <9
C
0 <x ≤ 9
D
0 < x < 9

Slide 104 - Quiz

This item has no instructions

interval <7, 10>
betekent?
A
tussen 7 en 10 inclusief 7
B
tussen 7 en 10 exclusief 7 en 10
C
tussen 7 en 10 exclusief 10
D
tussen 7 en 10 inclusief 7 en 10

Slide 105 - Quiz

This item has no instructions

Bij een open interval...
A
...doen de grenzen wel mee en gebruik je <...>
B
...doen de grenzen wel mee en gebruik je [...]
C
...doen de grenzen niet mee en gebruik je <...>
D
...doen de grenzen niet mee en gebruik je […]

Slide 106 - Quiz

This item has no instructions

Aan het werk
Programma
  • Uitleg 5.1
  • Aan het werk


Huiswerk: Opgave 1 en 3 t/m 9

Maken opgave 1 en 3 t/m 9

Slide 107 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan uitleggen wat een open en gesloten interval is
  • Ik kan uitleggen wat [ ] (gesloten haakjes) en < > (open haakjes) inhouden
  • Ik kan bij een getallenlijn zelf het interval noteren 
  • Ik kan uitleggen wat de verschillende soorten van stijgen en dalen zijn
  • Ik kan de verschillende soorten van stijgen en dalen herkennen in een grafiek
  • Ik kan bepalen welke soort stijging of daling hoort op een bepaald interval van de grafiek
  • Huiswerk: opgave 1 en 3 t/m 9


Slide 108 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 9
Programma
  • Uitleg minimum en maximum
  • Uitleg van grafiek naar toenamediagram


Huiswerk: Opgave 10 t/m 24

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen in lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 109 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan uitleggen wat minimum, maximum en randpunten zijn
  • Ik kan een toenamediagram tekenen bij een grafiek
  • Huiswerk: opgave 10, 11, 12, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23


Slide 110 - Slide

This item has no instructions

Maxima en minima: begrippen
Top: elk punt waarop een grafiek overgaat 
van stijgen in dalen of andersom. 

Maximum: elk punt waarop een grafiek 
overgaat van stijgen naar dalen

Minimum: elk punt waarop een grafiek 
overgaat van dalen naar stijgen.

Randpunten: grenzen van het interval (P en Q) 
zijn ook minimum of maximum, in dit geval minimum

Slide 111 - Slide

This item has no instructions

randpunten
maxima
het absoluut minimum
het absoluut maximum
minima
A en F zijn:
B, D en Fzijn:
A,C en E zijn:
D is:
C is:

Slide 112 - Drag question

This item has no instructions

Welke manier van stijgen/dalen hoort op interval ⟨5, 7⟩
A. Afnemende daling
B. Afnemende stijging
C. Toenemende daling
D. Toenemende stijging
timer
0:20

Slide 113 - Slide

This item has no instructions

Welke manier van stijgen/dalen hoort op interval ⟨10, 15⟩
A
Afnemende daling
B
Afnemende stijging
C
Toenemende daling
D
Toenemende stijging

Slide 114 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel minima zie je in de grafiek?
A. 1
B. 2
C. 3
D. 4
timer
0:20

Slide 115 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel minima zie je in de grafiek?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 116 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel minima zie je in de grafiek?
A. 1
B. 2
C. 3
D. 4

Slide 117 - Slide

This item has no instructions

Slide 118 - Video

This item has no instructions

Teken het toenamediagram op 
[0; 3,5] met stapgrootte  Δx = 0,5.

Slide 119 - Slide

This item has no instructions

Teken het toenamediagram op 
[0; 3,5] met stapgrootte Δx = 0,5.
Eerst toenames noteren.

Slide 120 - Slide

This item has no instructions

Teken het toenamediagram op 
[0; 3,5] met stapgrootte Δx = 0,5.
Teken het toenamediagram met behulp van de gegevens.

Slide 121 - Slide

This item has no instructions

Teken het toenamediagram op 
[0; 3,5] met stapgrootte Δx = 0,5.

Slide 122 - Slide

This item has no instructions

Aan het werk
  • Huiswerk: opgave 10, 11, 12, 15, 16, 17, 20, 21, 22, 23


Slide 123 - Slide

This item has no instructions

Slide 124 - Drag question

This item has no instructions

Slide 125 - Slide

This item has no instructions

Slide 126 - Slide

This item has no instructions

Slide 127 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H4, les 10
Programma
  • Terugblik: toenamediagram
  • Uitleg nieuwe theorie: van toenamediagram naar grafiek
  • Oefenvragen
  • Aan het werk: 26 t/m 32
  • Quizizz hoofdstuk 5: 9887 6469


Huiswerk: Opgave 26 t/m 32

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen in lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 128 - Slide

This item has no instructions

Teken het toenamediagram op 
[0; 3,5] met stapgrootte Δx = 0,5.

Slide 129 - Slide

This item has no instructions

Terugblik: Het maken van een toenamediagram

Slide 130 - Slide

This item has no instructions

Slide 131 - Drag question

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan bij een toenamediagram zelf de grafiek tekenen
  • Huiswerk: opgave 28, 29, 30, 31, 32 + quizizz


Slide 132 - Slide

This item has no instructions

toenamediagram -> grafiek (globaal = schetsen & herkennen)
  • Wanneer heb je een stijgende grafiek?
  • Wanneer daalt de grafiek?
  • Wanneer is er een top?
  • Een top herken je in het toenamediagram als je overgaat van stijging naar daling (maximum) of andersom (minimum)

Slide 133 - Slide

This item has no instructions

Van Toenamediagram naar Grafiek tekenen
Teken bij dit toenamediagram de grafiek met t=0 op 1 januari en op 1 april zijn er 850 konijnen

Slide 134 - Slide

This item has no instructions

Van Toenamediagram naar Grafiek tekenen
Teken bij dit toenamediagram de grafiek met t=0 op 1 januari en op 1 april zijn er 850 konijnen
Vul 1 april (t=3, want t=0 is januari, dus t = 1 is februari, etc.) in (850) en ga vanaf daar verder rekenen en terugrekenen met behulp van het toenamediagram
In een toenamediagram zie je altijd de rechtergrens van een interval, dus als er bij t = 3 een toename is van 100, dan is dit de toename op het interval [2, 3]. Dus de toename van maart tot april. 

Slide 135 - Slide

This item has no instructions

Van Toenamediagram naar Grafiek tekenen
Teken bij dit toenamediagram de grafiek met t=0 op 1 januari en op 1 april zijn er 850 konijnen

Slide 136 - Slide

This item has no instructions

7.2 van toenamediagram naar grafiek

  • Je weet wat een interval is.
  • Je weet hoe je van een toenamediagram maakt van de stijgende en dalende grafiek kunt maken

Slide 137 - Slide

This item has no instructions

Op de grafiek van y
ligt het punt (2,7).
Wat is de y - coördinaat van x=4
A
10
B
9
C
7,5
D
6,5

Slide 138 - Quiz

This item has no instructions

Op de grafiek van y
ligt het punt (3; 6,5).
Wat is de y - coördinaat van x=2
A
4
B
6
C
7
D
9

Slide 139 - Quiz

This item has no instructions

Kijk naar het toenamediagram
hiernaast.
Leg in eigen woorden uit wat
het staafje bij x=4 betekent

Slide 140 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!
Hoe?
  • Fluisterend overleg
Hulp?
  • Steek je hand op
Tijd?
  • Tot 15 minuten voor de bel
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken 28 t/m 32

Slide 141 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Hoe?
  • Zelfstandig en in stilte
Hulp?
  • Volgende les
Tijd?
  • Tot einde les, quizizz moet af
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken quizizz 98876469

Slide 142 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan bij een toenamediagram zelf de grafiek tekenen
  • Huiswerk: opgave 28, 29, 30, 31, 32 + quizizz


Slide 143 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H5, les 11
Programma
  • Terugblik: toenamediagram
  • Uitleg nieuwe theorie
  • Aan het werk: 33-38
  • Quizizz hoofdstuk 4 en 5


Huiswerk: Opgave 33, 34, 36, 37, 38

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek, laptop (inloggen in lessonup)
Telefoon in telefoontas!

Slide 144 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de grafische rekenmachine gebruiken om bij een formule een toenamediagram te tekenen
  • Huiswerk: 33, 34, 36, 37, 38


Slide 145 - Slide

This item has no instructions

De globale grafiek past bij dit toenamediagram
A
Waar
B
Niet waar

Slide 146 - Quiz

This item has no instructions

De globale grafiek past bij dit toenamediagram
A
Waar
B
niet waar

Slide 147 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de grafische rekenmachine gebruiken om bij een formule een toenamediagram te tekenen
  • Huiswerk: 33, 34, 36, 37, 38


Slide 148 - Slide

This item has no instructions

Formules en toenamediagrammen
Om een toenamediagram te maken bij een gegeven formule, voer je de formule in op je grafische rekenmachine en maak je een tabel met de juiste stapgrootte.

Slide 149 - Slide

This item has no instructions

Slide 150 - Slide

This item has no instructions

Slide 151 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag!
Hoe?
  • Fluisterend overleg
Hulp?
  • Hand opsteken
Tijd?
  • Tot einde les
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken opgaven planner 
  • Maken quizizz vorige les: 9887 6469
  • Quizizz H4 en H5: 9774 6135
  • Quizizz heel H5: 9866 3284

Slide 152 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H5, les 12
Programma
  • Terugblik: toenamediagram bij formule met GRM
  • Uitleg nieuwe theorie: differentiequotiënt
  • Aan het werk: 39 - 47


Huiswerk: Opgave 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47

Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek
Telefoon in telefoontas!

Slide 153 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de gemiddelde verandering van een grafiek op een bepaald interval berekenen
  • Ik kan uitleggen wat het differentiequotiënt is en deze berekenen
  • Huiswerk: 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47


Slide 154 - Slide

This item has no instructions

Terugblik: formule -> toenamediagram
  1. voer de formule in op de GR ( y1=...)
  2. maak een tabel met de juiste stapgrootte (2nd tableset (boven window))
  3. Bekijk de tabel (2nd table (boven graph)) en neem deze over 
  4. bereken bij die tabel de toenamen
  5. teken het toenamediagram

Slide 155 - Slide

This item has no instructions

Toenamediagram bij formule
Teken het toenamediagram bij de formule N = 0,7t³ -6t² + 8 met Δt = 2 op interval [0, 8]

Slide 156 - Slide

This item has no instructions

Formule naar toenamediagram
  • Pak GR en voer formule in
  • Plot de tabel met de juiste stapgrootte
  • Neem de tabel over in je schrift
  • Voeg een kolom met de veranderingen toe
  • Teken het toenamediagram

Slide 157 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld

Slide 158 - Slide

This item has no instructions

Slide 159 - Slide

This item has no instructions

Slide 160 - Slide

This item has no instructions

Slide 161 - Slide

This item has no instructions

Slide 162 - Slide

This item has no instructions

Slide 163 - Slide

This item has no instructions

Gemiddelde verandering / differentiequotiënt
Bereken de gemiddelde verandering                          Bereken de gemiddelde
tussen A en B                                                                           verandering op het interval
                                                                                                        [15, 25] van de formule
N=20b+5100

Slide 164 - Slide

This item has no instructions

Gemiddelde verandering / differentiequotiënt
Bereken de gemiddelde verandering                          Bereken de gemiddelde
tussen A en B                                                                           verandering op het interval
                                                                                                        [15, 25] van de formule
N=20b+5100

Slide 165 - Slide

This item has no instructions

Differentiequotiënt
            
              gemiddelde verandering van N per t
ΔtΔN=
              bij grafiek
             differentiequotiënt
ΔxΔy=
gemiddelde verandering van y tussen A en B
dus de richtingscoëfficiënt of het hellingsgetal van de lijn tussen A en B

Slide 166 - Slide

This item has no instructions

Differentiequotiënt in een grafiek
Het differentiequotiënt op het interval [1,3]:

ΔxΔy=311000200=2800=400

Slide 167 - Slide

This item has no instructions

Bereken het differentiequotiënt 
op [-1, 3]

Slide 168 - Slide

This item has no instructions

Bereken het differentiequotiënt op [2,5]
A
3
B
-3
C
31
D
31

Slide 169 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag!
Hoe?
  • Fluisterend overleg
Hulp?
  • Hand opsteken
Tijd?
  • Tot einde les
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken opgaven planner: Opgave 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47
  • Maken deel 1 H5: 9887 6469
  • Quizizz H4 en H5: 9975 2049
  • Quizizz heel H5: 9866 3284

Slide 170 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de gemiddelde verandering van een grafiek op een bepaald interval berekenen
  • Ik kan uitleggen wat het differentiequotiënt is en deze berekenen
  • Huiswerk: 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47


Slide 171 - Slide

This item has no instructions

Havo 4, H5, les 13
Programma
  • Terugblik: differentiequotiënt
  • Uitleg nieuwe theorie: differentiequotiënt bij formule
  • Herhaling H4 en H5
  • Aan het werk: 48 - 54 maken
  • Zelf oefenen en leren voor de toets (morgen hele les, laatste les)


Huiswerk: 48, 49, 51, 52, 54
Wat heb je nodig? Pen, schrift, rekenmachine, boek
Telefoon in telefoontas!

Slide 172 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de differentiequotiënt berekenen bij een formule
  • Huiswerk: 48, 49, 51, 52, 54


Slide 173 - Slide

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op interval [2,5] is hetzelfde als de gemiddelde verandering van y op [2,5].
A
waar
B
niet waar

Slide 174 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op [1,6] is gelijk aan de richtingscoëfficiënt van lijn AB.
A
waar
B
niet waar

Slide 175 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op [1,6] is gelijk aan de helling van lijn AB.
A
waar
B
niet waar

Slide 176 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op [1,6] is:
A
3
B
5
C
0,6
D
1,67

Slide 177 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op [1,5] is:
A
0,5
B
1
C
2
D
5

Slide 178 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt van y op [2,6] is:
A
0
B
1
C
3
D
6

Slide 179 - Quiz

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de differentiequotiënt berekenen bij een formule
  • Huiswerk: 48, 49, 51, 52, 54


Slide 180 - Slide

This item has no instructions

differentiequotiënt
Bij b = 5 hoort N = 10
Bij b = 15 hoort N = 15
Bereken het differentiequotiënt van N op [5,15].

Slide 181 - Slide

This item has no instructions

Bereken N als b = 5

Slide 182 - Open question

This item has no instructions

Bereken N als b = 15

Slide 183 - Open question

This item has no instructions

Bij b = 5 hoort N = 10
Bij b = 15 hoort N = 15
Bereken het differentiequotiënt van N op [5,15].

Slide 184 - Open question

This item has no instructions

Aan de slag!
Hoe?
  • Fluisterend overleg
Hulp?
  • Hand opsteken
Tijd?
  • Tot einde les
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken opgaven planner: Opgave 48, 49, 51, 52, 54
  • Maken deel 1 H5: 9887 6469
  • Quizizz H4 en H5: 9975 2049
  • Quizizz heel H5: 9866 3284

Slide 185 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen:
  • Ik kan de differentiequotiënt berekenen bij een formule
  • Huiswerk: 48, 49, 51, 52, 54


Slide 186 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 4 en 5 herhaling

Slide 187 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 4.1
- Ik kan telproblemen structureren
- Ik ken de vermenigvuldigingsregel en somregel en kan deze toepassen
- Ik kan tellen met en zonder herhaling en weet het verschil in berekening 

Slide 188 - Slide

This item has no instructions

Telproblemen schematiseren 
boomdiagram
wegendiagram
systematisch noteren
rooster

Slide 189 - Slide

This item has no instructions

Vermenigvuldigingsregel
De vermenigvuldigingsregel gebruik je bij gecombineerde handelingen 
dus bijvoorbeeld een menu in een restaurant,
Je neemt een voorgerecht én een hoofdgerecht én een nagerecht

Slide 190 - Slide

This item has no instructions

Somregel
De somregel pas je toe als het één of het ander van toepassing is

Hoeveel mogelijke uitkomsten zijn er als je 3 keer 4 of 3 keer 6 gooit met een dobbelsteen

Slide 191 - Slide

This item has no instructions

Tellen zonder herhaling
Als er een groepje van 8 personen is waarbij iemand gekozen wordt als voorzitter, iemand als secretaris en iemand als penningmeester. 

De mogelijke combinaties: 8x7x6 = 336
Dus er zijn 336 combinaties mogelijk

Slide 192 - Slide

This item has no instructions

Tellen met herhaling
Nummerborden bestaan uit 2 cijfers - 2 letters - 2 letters
de vijf klinkers (aeiou) worden niet gebruikt
(bv: 12 - wr - tq) 
alle mogelijke combinaties zijn

10 x 10 x 21 x 21 x 21 x 21 = 19 448 100
dus er zijn 19 448 100 combinaties mogelijk

Slide 193 - Slide

This item has no instructions

Tellen met en zonder herhaling
Nummerborden bestaan uit 2 cijfers - 2 letters - 2 letters
de vijf klinkers worden niet gebruikt. Als letters en cijfers maar 1 keer gebruikt mogen worden zijn de mogelijke combinaties:

10 x 9 x 21 x 20 x 19 x 18 =12 927 600
dus er zijn 12 927 600 combinaties mogelijk

Slide 194 - Slide

This item has no instructions

Slide 195 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 4.2
- Ik weet wat permutaties en combinaties zijn
- Ik weet wanneer ik een permutatie of combinatie gebruik
- Ik ken de notatie voor permutaties en combinaties

Slide 196 - Slide

This item has no instructions

Permutaties
Een permutatie is een rangschikking zonder herhaling (Of: voor het eindresultaat maakt de volgorde van kiezen WEL uit)
Dus bijvoorbeeld 3 leerlingen van 8 worden uitgekozen.
1 voor muziek, 1 voor drank en 1 voor hapjes. 
Het aantal permutaties van 3 uit 8 is 8x7x6
Als alle leerlingen een taak krijgen zijn er 8 uit 8 permutaties, dat noemen we 8 faculteit en schrijven we als 8!
dat is dus 8x7x6x5x4x3x2x1

Slide 197 - Slide

This item has no instructions

Permutaties
Het aantal permutaties van 3 uit 8 reken je als volgt uit:
op TI: ALPHA - WINDOW  en dan NPR
8nPr3 = 336 (dit is hetzelfde als 8 x 7 x 6)
Het aantal permutaties van 8 uit 8 (8! dus) dus reken je uit als volgt: op TI: APLHA - WINDOW en dan !
8! = 40320 (dit is hetzelfde als 8 x 7 x 6 x 5 x4 x3 x 2 x 1)


Op de toets schrijf je niet 8 nPr 3, maar 8 x 7 x 6
Stel je hebt een 40 nPr 22, dan schrijf je 40 x 39 x 38 ... x 20 x 19 = 

Slide 198 - Slide

This item has no instructions

Combinaties
Als de volgorde niet van belang is, spreken we van een combinatie.
Uit 5 (ABCDE) leerlingen worden er 3 gekozen voor een schoonmaakploeg. 
Dan is 5x4x3 niet goed, omdat bv ABC hetzelfde is als BCA en ACB en...
Daarom berekenen we een combinatie van 3 uit 5 als 
 = 5 nCr 3 = 10


Gebruik op de toets de bovennotatie met haakjes bij een combinatie! NPR en NCR zijn functies van de rekenmachine, dit is geen berekening die je opschrijft op de toets.

 


compleet willekeurig
(35)

Slide 199 - Slide

This item has no instructions

Combinaties toepassen
Er zijn 6 jongens en 9 meisjes
Je hebt een groepje van 6 nodig.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met 2 jongens? 
Volgorde is niet van belang dus combinatie: 



(26)(49)=15126=1890
Op de GR 6nCr2 x 9nCr4
Er zijn dus 1 890 mogelijke combinaties
2 van de 6 jongens
4 van de 9 meisjes
Notatie op de toets is zoals hier
jongens én meisjes, dus vermenigvuldigingsregel

Slide 200 - Slide

This item has no instructions

Combinaties toepassen
Er zijn 6 jongens en 9 meisjes
Je hebt een groepje van 6 nodig.
Hoeveel mogelijkheden zijn er met minstens 5 meisjes? 
Dan heb je dus 6 meisjes of 5 meisjes en 1 jongen



(69)+(59)(16)=84+1266=840
Op de GR 9nCr6 + 9nCr5 x 6 nCr 1
Dus er zijn 840 mogelijke combinaties

Slide 201 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 4.3
- Ik weet wat een AB-probleem is en hoe ik dit bereken op de rekenmachine
- Ik kan een scoreverloop (van een wedstrijd) als telprobleem benaderen en zo het aantal mogelijkheden berekenen
- Ik kan telproblemen zelf structureren
- Ik kan een soort puzzel beschouwen als een telprobleem en zo het aantal mogelijkheden berekenen

Slide 202 - Slide

This item has no instructions

Aantal rijtjes A's en B's (AB probleem)
Je hebt 6 plekken, op 2 ervan moet een A komen op 4 een B
dus bv: ABBABB
Hoeveel mogelijkheden zijn er?  
Er zijn 6x5 mogelijkheden om de A te plaatsen , maar omdat het een combinatie is, (de volgorde maakt niet uit) moet je dat nog delen door 2! 
(26)=15
Op de GR 6nCr2 of 6nCr4
Dus er zijn 15 combinaties mogelijk
AB-probleem: er zijn niet meer dan 2 verschillende mogelijkheden
Omdat het ook 4 B's van de 6 plekken zijn is dat hetzelfde als:
(46)=15

Slide 203 - Slide

This item has no instructions

Aantal rijtjes A's en B's
Je hebt 6 plekken, 6A's en 6B's
Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?  
(06)(16)(26)(36)(46)(56)(66)=64
Op de GR 6nCr0+6nCr1+6nCr2+6nCr3+6nCr4+6nCr5+6nCr6
Dus er zijn 64 mogelijkheden

Slide 204 - Slide

This item has no instructions

Routes in een rooster
Hoeveel mogelijkheden zijn er om van A naar C te komen zonder omwegen? 
Om van A naar C te komen moet je 13 stappen zetten. 5 ervan moeten omhoog de volgorde maakt niet uit dus: 
(513)
(813)
Je kan ook van de 13 stappen 8 stappen naar rechts zetten dan krijg je 
Er zijn dus 1287 mogelijkheden
=1287

Slide 205 - Slide

This item has no instructions

Scoreverlopen
Een scoreverloop beschouw je hetzelfde als een route in een rooster
 
Op hoeveel manieren kan een wedstrijd tussen twee teams eindigen in de stand 10 - 7? 
(1017)
(717)
Je kan ook van de 17 doelpunten totaal 7 voor team B berekenen
Er zijn dus 19448 mogelijkheden
=19448
17 doelpunten in totaal (10 + 7) en dan is het een AB probleem, want team A of team B scoort, dan kies je als onderste getal voor de doelpunten van één team

Slide 206 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 5.1
- Ik kan een interval noteren bij een getallenlijn
- Ik weet het verschil tussen een open en gesloten interval
- Ik kan bij een interval zelf een getallenlijn tekenen
- Ik ken de 6 verschillende soorten van stijgen en dalen en kan dit in een grafiek herkennen
- Ik weet wat maxima, minima, het absolute minimum en maximum en randpunten zijn
- Ik kan uitleggen wanneer een randpunt ook een minimum of maximum is en wanneer niet

Slide 207 - Slide

This item has no instructions

Weet je nog... grafieken en de GR



Formule invoeren in de GR en geschikt venster kiezen.
De grafiek staat op je scherm.



Grafiek plotten en daarna schetsen op papier. Het gaat om de vorm van de grafiek.
Er staan letters bij de assen.



Tabel maken op de GR en maak daarmee een nauwkeurige tekening op papier. Bij het assenstelsel staan getallen en letters.
Plotten
Schetsen
Tekenen

Slide 208 - Slide

This item has no instructions

Weet je nog... notatie bij gebruik van de GR
  1. formules opschijven: 
    voer in Y1=....Y2=...
  2. bewerkingen opschrijven:  
    graph, calc, intersect geeft:  x = ..... y = ......
  3. antwoord geven op de vraag:
    dus tussen 48 en 65 tassen heeft hij winst

Slide 209 - Slide

This item has no instructions

Intervallen

open interval:                      


gesloten interval:  


<1,5>
[1,5;6]
<,5>
alle getallen tussen 1 en 5
1 en 5 doen níet mee
alle getallen kleiner dan 5
5 doet níet mee
alle getallen tussen 1,5 en 6
1,5 en 6 doen wel mee
[1,5;>
alle getallen groter dan 1,5
1,5 doet wel mee

Slide 210 - Slide

This item has no instructions

Intervallen 
<,5>
<2,3]
[7,>

Slide 211 - Slide

This item has no instructions

Soorten stijgen en dalen
constante stijging
afnemende stijging
toenemende stijging
constante daling
afnemende daling
toenemende daling

Slide 212 - Slide

This item has no instructions

Sleep de tekst naar de bijbehorende grafiek
toenemende 
stijging
toenemende 
daling
afnemende 
stijging
afnemende daling
constante 
stijging
constante daling

Slide 213 - Drag question

This item has no instructions

Minimum en maximum
Toppen: de hoogste en laagste punten van de grafiek.

Toppen en soms randpunten zijn maxima en minima
Hoogste punt is absoluut maximum, laagste punt is absoluut minimum 

absolute minimum is 7
absolute maximum is 25
Op het interval [0,72] zijn de randpunten hier ook een maximum (links) en een minimum (rechts), als we niet perse op dit interval kijken, zou het linker randpunt geen maximum zijn, omdat gezien het verloop van de grafiek je hier nog meer stijging verwacht.

Slide 214 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 5.2
- Ik kan een toenamediagram interpreteren (ik kan bedenken hoe de grafiek er ongeveer uitziet, ik kan bedenken wat voor situatie er bij een bepaald toenamediagram zou kunnen passen)
- Ik kan zelf een grafiek bij een toenamediagram tekenen (verschil met schetsen!)
- Ik kan zelf een toenamediagram bij een formule tekenen (GRM)
- Ik kan zelf een toenamediagram bij een grafiek tekenen

Slide 215 - Slide

This item has no instructions

Toename


tussen t=0 en t=2 is de toename 10



tussen t=6 en t=8 is de afname 7

[6,8]
ΔN=10
[0,2]
ΔN=7

Slide 216 - Slide

This item has no instructions

Toename diagram
De verticale lijnstukjes staan bij de rechtergrens van de interval
Bij afname staat de lijn onder de horizontale as 

Slide 217 - Slide

This item has no instructions

Grafieken
Van grafiek naar toenamediagram
tabel maken met toe- en afnames per interval, lijnen in assenstelsel 
Van toenamediagram naar grafiek
tabel maken met t en N (of wat er op de assen staat) , begin vanuit de waarde die je weet, en ga vanaf daar doortellen dmv toenamediagram, punten in assenstelsel zetten
Iedere grafiek door de punten is goed

Slide 218 - Slide

This item has no instructions

GRM: toenamediagram
Van formule naar toenamediagram
formule in Y1 zetten, zorg dat table set goed staat, "table" overnemen, zelf toe- en afnames erbij schrijven, dus 3 kolommen maken

Slide 219 - Slide

This item has no instructions

Notatie bij gebruik van de GR
  1. formules opschijven: 
    voer in Y1=....Y2=...
  2. bewerkingen opschrijven:  
    menu graph, draw, G-Solve, intsect geeft:  x = ..... y = ......
  3. antwoord geven op de vraag:
    dus tussen 48 en 65 tassen heeft hij winst

Slide 220 - Slide

This item has no instructions

Paragraaf 5.3
- Ik kan uitleggen wat een differentiequotiënt is
- Ik kan een differentiequotiënt bij een grafiek berekenen
- Ik kan een differentiequotiënt bij een formule berekenen

Slide 221 - Slide

This item has no instructions

Differentiequotiënt
            
              gemiddelde verandering van N per t
ΔtΔN=
              bij grafiek
             differentiequotiënt
ΔxΔy=
gemiddelde verandering van y tussen A en B
dus de rico van de lijn tussen A en B

Slide 222 - Slide

This item has no instructions

Differentiequotiënt in een grafiek
Het differentiequotiënt op het interval [1,3]:

ΔxΔy=311000200=2800=400

Slide 223 - Slide

This item has no instructions

Differentiequotiënt bij een formule



differentiequotiënt op [15,25]:




dus de differentiequotiënt is ongeveer 0,17 dieren


N=20b+5100
b=15N=15
b=25N=16,666...
ΔbΔN=251516,666...15=0,166...

Slide 224 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag: laatste lessen
Hoe?
  • Fluisterend overleg
Hulp?
  • Hand opsteken
Tijd?
  • Tot einde les
Klaar?
  • Opdrachten nakijken.
  • Beginnen aan HW volgende les
Wat?
  • Maken opgaven planner: (48 - 54 af)
  • (Quizizz deel 1 H5: 9887 6469)
  • Quizizz H4 en H5: 9975 2049
  • (Quizizz heel H5: 9866 3284)
  • Lessonup met herhaling en oefenvragen per hoofdstuk (zie teams)
  • Lessonup alles (zie teams)
  • Diagnostische toets H4 en H5 maken

Slide 225 - Slide

This item has no instructions

Oefenvragen H5

Slide 226 - Slide

This item has no instructions

Het interval [0, 5] betekent
timer
0:15
A
0<x<5
B
0≤x≤5
C
0<x≤5
D
geen idee

Slide 227 - Quiz

This item has no instructions

x>-3 is in intervalnotatie
timer
0:15
A
<-3, → >
B
[-3, → >
C
<←, -3>
D
geen idee

Slide 228 - Quiz

This item has no instructions

Op het interval <2, 6>
loopt de grafiek van
timer
0:20
A
afnemend dalend naar toenemend stijgend
B
toenemend dalen naar toenemend stijgend
C
afnemend stijgend naar toenemend stijgend
D
toenemend stijgend naar afnemend stijgend

Slide 229 - Quiz

This item has no instructions

De grafiek heeft
bij B een ...
timer
0:20
A
minimum van 1
B
minimum van 30
C
maximum van 1
D
maximum van 30

Slide 230 - Quiz

This item has no instructions

De grafiek gaat over van dalend naar stijgend, je hebt dan een ...
timer
0:20
A
nulpunt
B
maximum
C
minimum
D
geen idee

Slide 231 - Quiz

This item has no instructions

Als ik een toenamediagram moet tekenen, dan ...
timer
0:10
A
moet ik altijd een tabel maken
B
eerst tabel
C
TABEL!!!
D
A, B en C alle drie goed

Slide 232 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis
van het
staafje bij t=2?
timer
0:25
A
toename van 2 graden
B
toename van 3 graden
C
toename van 3 graden van t=0 naar t=2
D
geen idee

Slide 233 - Quiz

This item has no instructions


Bij t=4 is het 25 graden,
hoeveel graden is het bij t=8?
timer
0:30

Slide 234 - Open question

This item has no instructions

Geef een beschrijving van
een mogelijke grafiek
timer
0:25
A
stijgend
B
dalend
C
afnemend stijgend
D
afnemend dalend

Slide 235 - Quiz

This item has no instructions

Op het interval [2, 3]
heeft de grafiek een ...
timer
0:20
A
minimum
B
maximum
C
nulpunt
D
geen idee

Slide 236 - Quiz

This item has no instructions

Wat wordt hiermee bedoeld?
A
het differentiequotiënt
B
rc van de lijn door A en B
C
de gemiddelde verandering
D
alle drie antwoorden zijn goed

Slide 237 - Quiz

This item has no instructions

Het differentiequotiënt
op [1, 6] is
A
0.6
B
5/3
C
0.5
D
geen idee

Slide 238 - Quiz

This item has no instructions

oefentoets H4 HANDIG TELLEN
Bij deze oefentoets geef je alleen de antwoorden. Gebruik bij het berekenen van de antwoorden naast je GR ook papier en pen. Werk de antwoorden dus uit in je schrift! Op de echte toets moet je altijd laten zien hoe je aan je antwoord komt, dus dan is een antwoord zonder berekening of toelichting fout!!

Slide 239 - Slide

This item has no instructions


Op de boekenplank van Yvonne staan zes Engelse boeken, drie Franse boeken en vijf Duitse boeken. 
1. Op hoeveel manieren kunnen deze 14 boeken gerangschikt staan? Geef je antwoord in de wetenschappelijke notatie.

Slide 240 - Open question

This item has no instructions

14 boeken kun je op 14! manieren rangschikken
Er zijn 14 plaatsen beschikbaar en de volgorde is belangrijk!
14!=8,71010
Eerste boek --> keuze uit 14 plaatsen
Tweede boek --> keuze uit 13 plaatsen
Etc.
Totaal aantal mogelijkheden:
14 x 13 x 12 x ................x 3 x 2 x 1 = 14! 

Slide 241 - Slide

This item has no instructions


Op de boekenplank van Yvonne staan zes Engelse boeken, drie Franse boeken en vijf Duitse boeken. 
2. Als Sabine 7 boeken van Yvonne wil lenen, hoeveel mogelijkheden zijn er dan?

Slide 242 - Open question

This item has no instructions

7 boeken uit een totaal van 14 zonder rangschikking (volgorde doet er niet toe, ze worden niet op een rij gezet), dus het is een combinatie (groepje uit aantal):




14 boven 7  --> 14 nCr 7 = 3432
Er zijn 3432 mogelijkheden om 7 boeken uit een totaal van 14 boeken te halen. 

Slide 243 - Slide

This item has no instructions


Op de boekenplank van Yvonne staan zes Engelse boeken, drie Franse boeken en vijf Duitse boeken. 
3. Hoeveel mogelijkheden zijn er als Sabine één Engels boek, één Frans boek en één Duits boek van Yvonne leent?

Slide 244 - Open question

This item has no instructions

      6            x            3             x           5   = 90
Engels            en
1 uit 6 dus 6C1
 Frans             en
1 uit 3 dus 3C1
Duits 
1 uit 5 dus 5C1
<--  keuze uit
Dit komt ook overeen met het wegendiagram  of verschillende kledingcombinaties of de keuzes voor verschillende gerechten per gang in menu's. Per handeling heb je een aantal mogelijkheden.
Van elke taal één boek:

Slide 245 - Slide

This item has no instructions


Op de boekenplank van Yvonne staan zes Engelse boeken, drie Franse boeken en vijf Duitse boeken. 
4. Hoeveel mogelijkheden zijn er als Sabine twee Engelse boeken leent?

Slide 246 - Open question

This item has no instructions

2 boeken uit een totaal van 6 Engelse boeken zonder rangschikking (volgorde doet er niet toe, ze worden niet op een rij gezet):


6 boven 2  --> 6 nCr 2 = 15
Er zijn dus 15 mogelijkheden.

Slide 247 - Slide

This item has no instructions


Gerrit gooit 12 keer met een muntstuk. 
5. Hoeveel mogelijkheden zijn er om 8 keer munt te gooien?

Slide 248 - Open question

This item has no instructions

Er ontstaat dan een rijtje met 8 keer munt en 4 keer kop. Zo'n rijtje zou er bijvoorbeeld zo uit kunnen zien: KMMMKKMMMKMM

Er zijn in totaal 12 boven 8 dus 12 nCr 8 = 495 rijtjes mogelijk.

Slide 249 - Slide

This item has no instructions


Gerrit gooit 12 keer met een muntstuk. 
6. Hoeveel mogelijkheden zijn er in totaal?

Slide 250 - Open question

This item has no instructions

Per worp zijn er steeds twee mogelijkheden: K of M

In totaal: 
2 x 2 x 2 x 2 x....x 2=
212=4096
Er zijn in totaal 4096 mogelijke series van Kop of Munt bij 12x gooien.
Worp 1

Slide 251 - Slide

This item has no instructions


Van de cijfers 3, 4, 5, 6, 7 en 8 worden getallen van vier cijfers gemaakt. Voorbeelden van zulke getallen zijn 3574, 8743, 7775 en 6565. Hoeveel van deze getallen zijn er als elk cijfer
7. Meerdere keren mag worden gebruikt en het getal met een even cijfer moet beginnen?

Slide 252 - Open question

This item has no instructions

3, 4, 5, 6, 7 en 8   -->    6 cijfers

eerste cijfer moet even zijn (3 mogelijkheden), de andere cijfers mogen alles zijn (dus 6 mogelijkheden, want met herhaling!)
Vier plaatsen, eerste cijfer moet even zijn:




even
3       x          6        x       6        x       6         =      648

Slide 253 - Slide

This item has no instructions


Van de cijfers 3, 4, 5, 6, 7 en 8 worden getallen van vier cijfers gemaakt. Voorbeelden van zulke getallen zijn 3574, 8743, 7775 en 6565. Hoeveel van deze getallen zijn er als elk cijfer
8. Hoogstens één keer mag worden gebruikt en het getal groter dan 5400 moet zijn?

Slide 254 - Open question

This item has no instructions

3, 4, 5, 6, 7 en 8   -->    6 getallen
Geen herhaling  en groter dan 5400
Eerste cijfer een 6 of hoger --> 3 mogelijkheden (6, 7, 8)
Tweede, derde en vierde cijfer mogen alles zijn (maar geen herhaling dus steeds -1 mogelijkheid) geeft:


Eerste cijfer een 5  --> één mogelijkheid
Tweede cijfer een 4, 6, 7 of 8  --> vier mogelijkheden (3 mag niet --> te laag  en 5 mag niet --> geen herhaling)
Derde en vierde cijfer mogen alles zijn, maar geen herhaling dus er vallen respectievelijk twee en drie van de zes mogelijkheden af
Totaal aantal mogelijkheden: 180 + 48 = 228
3      x      5       x      4         x    3     =   180
1      x      4       x      4         x    3     =   48

Slide 255 - Slide

This item has no instructions

Geen herhaling en groter dan 5400:

Als het eerste cijfer een 6 of hoger is (6, 7 of 8) dan mogen het tweede, derde en vierde cijfer alles zijn dus
 
3 (een 6, 7 of 8) x 5 (geen herhaling 6 - 1 = 5) x 4 (geen herhaling) x 3 (geen herhaling ) geeft 3 x 5 x 4 x 3 = 180

Een 5 als eerste cijfer kan ook, maar dan moet het tweede cijfer een 4 of hoger zijn! Het derde en vierde cijfer mogen weer alles zijn, behalve de cijfers die al geweest zijn:

1 (alleen een 5) x 4 (4, 6, 7, 8 want 5 mag niet --> geen herhaling) x 4 (geen herhaling dus 6 - 2 mogelijkheden ) x 3 (geen herhaling) geeft 1 x 4 x 4 x 3 = 48

In totaal dus 180 + 48 = 228 mogelijkheden












Slide 256 - Slide

This item has no instructions


Van de cijfers 3, 4, 5, 6, 7 en 8 worden getallen van vier cijfers gemaakt. Voorbeelden van zulke getallen zijn 3574, 8743, 7775 en 6565. Hoeveel van deze getallen zijn er als elk cijfer
9. Meer dan één keer mag worden gebruikt en het getal kleiner dan 6600 moet zijn?

Slide 257 - Open question

This item has no instructions

3, 4, 5, 6, 7 en 8   -->    6 getallen
Geen herhaling  en kleiner dan 6600
Eerste cijfer een 5 of lager --> drie mogelijkheden
Tweede, derde en vierde cijfer mogen alles zijn dus


Eerste cijfer een 6  --> één mogelijkheid
Tweede cijfer een 5, 4 of 3  --> drie mogelijkheden (6 mag niet --> het cijfer 0 zit er niet bij!)
Derde en vierde cijfer mogen alles zijn want het tweede cijfer is hoogstens een 5
Totaal aantal mogelijkheden: 648 + 108 = 756
3      x      6       x      6         x    6     =   648
1      x      3       x      6         x    6     =   108

Slide 258 - Slide

This item has no instructions


Op een school bestaat de feestcommissie uit 10 jongens en 11 meisjes. Na elk feest maken vijf leden van de feestcommissie de zaal schoon. 
10. Hoeveel schoonmaakploegen zijn er met precies drie meisjes?

Slide 259 - Open question

This item has no instructions

10 jongens en 11 meisjes --> 21 leerlingen
Een schoonmaakploeg bestaat uit 5 leerlingen
Aantal schoonmaakploegen met precies 3 meisjes en dus 2 jongens:

Aantal mogelijkheden meisjes '11 boven 3' --> 11 nCr 3 = 165
Aantal mogelijkheden jongens '10 boven 2'--> 10 nCr 2 = 45

Totaal aantal mogelijkheden: 11 nCr 3 x 10 nCr 2 = 7425

Slide 260 - Slide

This item has no instructions


Op een school bestaat de feestcommissie uit 10 jongens en 11 meisjes. Na elk feest maken vijf leden van de feestcommissie de zaal schoon. 
11. Hoeveel schoonmaakploegen zijn er met hoogstens twee meisjes?

Slide 261 - Open question

This item has no instructions

10 jongens en 11 meisjes --> 21 leerlingen
Een schoonmaakploeg bestaat uit 5 leerlingen
Aantal schoonmaakploegen met hoogstens 2 meisjes dus met 
0 meisjes of 1 meisje of 2 meisjes --> per situatie mogelijkheden uitrekenen en optellen (somregel): 

Aantal mogelijkheden met 0 meisjes (dus alleen jongens): 10 nCr 5 = 252
Aantal mogelijkheden met 1 meisje en 4 jongens:  11 nCr 1 x 10 nCr 4  = 2310
Aantal mogelijkheden met 2 meisjes en 3 jongens: 11 nCr 2 x 10 nCr 3 = 6600

Totaal aantal mogelijkheden: 252 + 2310 + 6600 = 9162
Er zijn 9162 mogelijke schoonmaakploegen met hoogstens 2 meisjes.

Slide 262 - Slide

This item has no instructions


Op een school bestaat de feestcommissie uit 10 jongens en 11 meisjes. Na elk feest maken vijf leden van de feestcommissie de zaal schoon. 
12. Hoeveel schoonmaakploegen zijn er met meer dan drie jongens?

Slide 263 - Open question

This item has no instructions

10 jongens en 11 meisjes --> 21 leerlingen
Een schoonmaakploeg bestaat uit 5 leerlingen
Aantal schoonmaakploegen met meer dan 3 jongens dus met 4 jongens of met 5 jongens:

Aantal mogelijkheden met 4 jongens en 1 meisje:  10 nCr 4 x 11 nCr 1 = 2310
Aantal mogelijkheden met 5 jongens (en geen meisjes) : 10 nCr 5 x 11 nCr 0 = 252

Totaal aantal mogelijkheden: 2310 + 252 = 2562
Er zijn 2562 mogelijke schoonmaakploegen met meer dan 3 jongens

Slide 264 - Slide

This item has no instructions


Een mogelijk scoreverloop bij een voetbalwedstrijd waarbij drie keer wordt gescoord is 0-0, 0-1, 0-2, 1-2.
13. Hoeveel scoreverlopen zijn er mogelijk bij een wedstrijd waarbij de eindstand 7-5 is (en er dus 12 keer is gescoord)?

Slide 265 - Open question

This item has no instructions

12 keer gescoord

7x door ploeg A en 5x door ploeg B

Rijtje met 7A's en 5 B's
of
Roosterdiagram van 7 bij 5

Aantal scoreverlopen: 12 nCr 5 = 792
Ploeg B
Ploeg A
0-0
7-5

Slide 266 - Slide

This item has no instructions


Een mogelijk scoreverloop bij een voetbalwedstrijd waarbij drie keer wordt gescoord is 0-0, 0-1, 0-2, 1-2.
14. Hoeveel scoreverlopen zijn er mogelijk bij een wedstrijd waar de  ruststand 7-8 is en de eindstand 14-15 is?

Slide 267 - Open question

This item has no instructions

Ruststand 7 - 8, eindstand 14 - 15

Dit moet je als twee helften van een wedstrijd zien waar in de eerste helft 15x wordt gescoord, waarbij ploeg A 7 keer scoort en ploeg B 8 keer scoort. Dit levert een rijtje op van 15 A's en B's of een roosterdiagram van 7 bij 8 met A horizontaal en B verticaal.

Totaal aantal mogelijkheden wordt dan 15 boven 7 --> 15C7 = 6435

De tweede helft scoren de teams in totaal nog 14x (elk 7x) en (daarbij hoort dus
7 - 7 als score) waardoor de stand van 7 - 8 naar 14 - 15 gaat.

Bij een score van 7 - 7 horen 14 boven 7 --> 14C7 = 3432 scoreverlopen.

In de eerste helft 6435 mogelijkheden en in de tweede helft 3432 scoreverlopen
In totaal dus 6435 x 3432 = 22084920 scoreverlopen!











Slide 268 - Slide

This item has no instructions


Een mogelijk scoreverloop bij een voetbalwedstrijd waarbij drie keer wordt gescoord is 0-0, 0-1, 0-2, 1-2.
15. Hoeveel scoreverlopen zijn er in totaal mogelijk bij een wedstrijd waarbij in totaal acht keer wordt gescoord?

Slide 269 - Open question

This item has no instructions

22222222=28=256
Bij een wedstrijd waar 8x wordt gescoord en geen eindstand wordt gegeven, kunnen alle eindstanden van 0-8 tot 8-0 en alles wat daar tussenin zit (1-7, 5-3 etc. ) mogelijk zijn. 

Je moet dit nu als volgt zien:
Voor het eerste doelpunt zijn twee mogelijkheden nl. ploeg A scoort of ploeg B scoort. 
Bij het tweede doelpunt zijn weer twee mogelijkheden nl. A scoort of B scoort.
Etc.

Totaal aantal mogelijkheden: 

Slide 270 - Slide

This item has no instructions

EINDE

Slide 271 - Slide

This item has no instructions