This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
- je weet wat verwijswoorden zijn
- je weet dat deze, die, dat en dit verwijswoorden zijn
- je weet dat je bij de-woorden de verwijswoorden deze en die gebruikt
- je weet dat je bij het-woorden de verwijswoorden dit en dat gebruikt
de-woorden: verwijs met deze of die
het-woorden: verwijs met dit of dat
- je weet wat verwijswoorden zijn
- je weet dat deze, die, dat en dit verwijswoorden zijn
- je weet dat je bij de-woorden de verwijswoorden deze en die gebruikt
- je weet dat je bij het-woorden de verwijswoorden dit en dat gebruikt