27 mei (T/H) check gram. D en E + woordjes/zinnen

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Willkommen in dieser Stunde.

 

Na dit uur weet je of je:

*  het werkwoord möchten goed kunt toepassen

*  weet wanneer je am, im of um moet gebruiken

* de woordjes van dit hoofdstuk  goed genoeg kent

Wat betekent het werkwoord "möchten"?

sleepvraag

sleep de juiste vervoeging achter het juiste pers. vnw

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

ich

möchtest

möchte

möchten

mochten

mochte

möchte

möchten

möchtet

invuloefening

Er volgen een aantal zinnen. 

Kies steeds het juiste woord dat in de zin past.

Ihr (möchten) ..... lieber Pommes essen.

1. möchte
2. möchtest
3. möchten
4. möchtet

möchten
______ er in die Disko gehen?

1. möcht
2. möchtet
3. möchte
4. möchten

...........(möchten) Jan und Sem mit dem Bus fahren?

1. möchte
2. möchtest
3. möchten
4. möchtet

Was (möchten) du für ein Geschenk haben?

1. möchten
2. möchtet
3. magt
4. möchtest

Er (möchten) mit Tim zusammen spielen.

1. möchten
2. möchtet
3. möchte
4. möchtest

Ich ________in die Disko gehen.

1. möchte
2. machte
3. möchten
4. möcht

Sabine ....... diesen Sommer nach Deutschland.

1. möchte
2. möchtest
3. möchten
4. möchtet

Hoeveel vragen had je net goed?

1. 7 vragen goed
2. 6 vragen goed
3. 5 vragen goed
4. 1-4 vragen goed

Was je antwoord op de vorige vraag A of B?

1. ja
2. nee

differentiatie

Heb je op de laatste vraag :

A ingevuld, dan maak je de paarse opdrachten (uitdaging)

 B ingevuld, dan maak je de blauw opdrachten (extra oefenen)

(Daarna ga je in beide gevallen weer verder met de groene opdrachten/slides)

Vervoeg nu zelf het werkwoord - möchten-:
ich
du
er/sie/es
(enz)

opfrissen kennis

Weet je nog hoe het zat met de werkwoorden regnen, öffnen, rechnen, atmnen?

Vervoeg nu zelf het werkwoord rechnen:
ich
du
er/sie/es
(enz)

im  - am - um

dagen van de week

seizoenen

tijdstip

maanden

Vul aan: im, am of um

Als je wilt zeggen in welke maand of seizoen iets gebeurt,
dan gebruik je:

Vul aan: im, am of um
Als je wilt zeggen op welke datum (dag van de week, dagdeel, datum) iets gebeurt, dan gebruik je ....

Vul aan: im, am of um

Als je wilt zeggen om hoe laat (tjidstip) iets gebeurt, dan gebruik je :

Jetzt üben wir!

Macht  folgenden Aufgaben:

...... ersten Juli habe ich Geburtstag

1. Um
2. Im
3. Am

...... Januar ist es kalt.

1. Im
2. Um
3. Am

Ich habe einen Termin beim Zahnarzt .............. 3. April 2020.

1. am
2. im
3. um
4. von.....bis

.....Viertel vor 8 bin ich zu Hause

1. Am
2. Um
3. Im

Wir fahren wahrscheinlich .......... Juni in die Türkei.

1. am
2. im
3. um
4. von...bis

vertaal: op 15 november

1. um 15. November
2. im 15. November
3. den 15. November
4. am 15. November

Wann beginnt die Schule?

1. Die Schule beginnt im 8.15
2. Die Schule beginnt um 8.15
3. Die Schule beginnt am 8.15

En nu verder weer in het boek

Uitleg Opdr. 1 t/m 4.

(Kapitel 3 Lektion 6)

woordjes geleerd? 

Ga naar Quizlet live en laat zien wat je al weet: 

de link komt in de volgende slide

 

https:

Dank voor je aandacht en graag tot volgende week!

Blijf de woordjes en zinnen bijhouden met leren. 

De link van deze les staat straks in de klas bij LessonUp. Dan kan je de les nog eens inzien en bekijken waarin je jezelf nog kan verbeteren. 

Heel veel succes met alles en blijf vooral gezond! 

Het huiswerk voor de volgende keer staat aan einde van de dag in Magister.