Landstede Groep

H2 - Ontleden

De persoonsvorm is...
A
... een persoon.
B
... geen werkwoord.
C
... altijd een werkwoord.
D
... een voltooid deelwoord.
1 / 34
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

De persoonsvorm is...
A
... een persoon.
B
... geen werkwoord.
C
... altijd een werkwoord.
D
... een voltooid deelwoord.

Slide 1 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

De kinderen vonden geld op straat.


A
De kinderen
B
vonden
C
geld
D
De zin heeft geen persoonsvorm.

Slide 2 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank!
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 3 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
sturen

Slide 4 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.

Het onderstreepte woord is:
______
A
een persoonsvorm.
B
geen persoonsvorm.

Slide 5 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan

Slide 6 - Drag question

Lever de blaadjes over vijf minuten bij mij in!
Het werkwoordelijk gezegde is:
A
de blaadjes
B
Er is geen werkwoordelijk gezegde
C
lever in
D
lever

Slide 7 - Quiz

Elke ouder probeert zijn kinderen goed op te voeden

Het werkwoordelijk gezegde in deze zin is "voeden"
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 9 - Quiz

Joyce lijkt erg slim.

A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 10 - Quiz

De panda heeft een zachte vacht.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 11 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 12 - Drag question

Dat concert in het Sportpaleis blijkt erg goed te zijn.

A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 13 - Quiz

De zon is aan het schijnen.

A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Quiz

Het bekijken van de fragmenten duurde mij gisteren te lang.

Het onderwerp is:
A
mij
B
het bekijken
C
het bekijken van de fragmenten
D
gisteren

Slide 15 - Quiz

Beschermen Nederlanders hun huid altijd tegen de zon?

Het onderwerp is:
A
beschermen
B
hun huid
C
de zon
D
Nederlanders

Slide 16 - Quiz

De buschauffeur wacht geduldig op de treinreizigers.

Het onderwerp is:
A
wacht
B
de treinreizigers
C
de buschauffeur
D
de treinreizigers

Slide 17 - Quiz

Ben jij nog boos geweest op je ouders?

Het onderwerp is "je ouders".
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Voor het lijdend voorwerp moet je de volgende vraag stellen:
A
Werkwoordelijk gezegde + onderwerp
B
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde
C
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
D
Mag ik naar het toilet?

Slide 19 - Quiz

Ooit krijgen jullie het cijfer.

Het lijdend voorwerp is "het cijfer".
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

De jongen geeft zijn moeder een bos bloemen voor haar verjaardag.

Het lijdend voorwerp is:
A
een bos bloemen
B
zijn moeder
C
de jongen
D
haar verjaardag

Slide 21 - Quiz

De kinderen sturen brieven naar hun opa's en oma's

Het lijdend voorwerp is:
A
de kinderen
B
brieven
C
naar
D
hun opa's en oma's

Slide 22 - Quiz

Gisteren heeft de directeur een lezing gehouden.

Wat is "gisteren" in deze zin?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 23 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Het water is tijdelijk afgesloten.
A
het water
B
is tijdelijk afgesloten
C
tijdelijk
D
tijdelijk afgesloten

Slide 24 - Quiz

Op welke vraag geeft de bijwoordelijke bepaling geen antwoord?
A
Waar?
B
Waarom?
C
Wanneer?
D
Wat?

Slide 25 - Quiz

Zoek de bijwoordelijke bepaling:

Vorige week heeft onze roostermaker het ongelooflijke rooster online gezet.
A
vorige week
B
vorige week, het ongelooflijke rooster
C
vorige week, online
D
vorige week, onze roostermaker

Slide 26 - Quiz

Zoek de bijwoordelijke bepaling:

In het Atrium en de kantine mag je sinds een paar weken niet zitten.

A
In het Atrium
B
In het Atrium en de kantine, sinds een paar weken, niet
C
In het Atrium, niet
D
In het Atrium, sinds een paar weken, niet

Slide 27 - Quiz

Ik ben naar huis gelopen.

Het laatste werkwoord is een:
A
koppelwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 28 - Quiz

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten. (heb)
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 29 - Quiz

Dat boek van jou lijkt me erg goed.

"Lijkt" is een:

A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 30 - Quiz

Meneer Reitsma blijft altijd geduldig.

"Blijft" is een:
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 31 - Quiz

Jacob is een oplettende leerling.

"Is" is een:
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 32 - Quiz

Ineke gaat naar de stad.

"Gaat" is een:
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 33 - Quiz

Hij is altijd al een opschepper geweest.

Wat is juist?
A
is = koppelwerkwoord geweest = koppelwerkwoord
B
is = koppelwerkwoord geweest = hulpwerkwoord
C
is = hulpwerkwoord geweest = koppelwerkwoord
D
is = hulpwerkwoord geweest = hulpwerkwoord

Slide 34 - Quiz