Hellenike glotta 3

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

O2A Grieks

διδάσκαλος Kooiman

03-12-2020

Aan het eind van deze les...

kun je de inhoud en grammatica van hoofdstuk 3 van Hellenike glotta uitleggen

In welke naamval staat των γεωργων (r. 5)?

1. nominativus
2. genitivus
3. dativus
4. accusativus

Wat betekent: Ὁ δὲ Γλαῦκος ὁρᾷ πολλὰ δένδρα (r. 25)?

Waarom staat ὕλῃ in de dativus?

1. Vanwege het voorzetsel ἐν
2. Omdat het meewerkend voorwerp is
3. Omdat je het met met/door vertaalt
4. Omdat het lijdend voorwerp is

Wat betekent: Ἐν δὲ τῇ βιβλιοθήκῃ
ἐστὶ βιβλία. (r. 42-43)?

1. In de bibliotheek is een boek.
2. En in de bibliotheek zijn boeken.
3. En in de bibliotheek is een boek.
4. De bibliotheek is voor boeken.

τὸ ζῷον (r. 61): welke naamval en waarom?

1. Nominativus; onderwerp
2. genitivus; bezit
3. accusativus: lijdend voorwerp
4. accusativus: door πρὸς

Wat betekent: Πρὸς τῷ ἱερῷ καὶ ἔστι πύλη (r. 76)?

Vragen voor de toets van volgende week?