1. In hoeverre verschilt de
beroepspraktijk van een moderne kunstenaar uit de 20ste of 21ste eeuw met die van een kunstenaar uit de middeleeuwen, renaissance, barok of negentiende eeuw?
2. In hoeverre is in de loop der tijd de maatschappelijke status en de sociaaleconomische positie van de kunstenaar veranderd?
3. Hoe en waarom presenteert de kunstenaar zich op een bepaalde manier in zijn werk (bijvoorbeeld in een zelfportret)?
4. Hoe en waarom wordt het leven van de kunstenaar of diens visie op de maatschappij zichtbaar in zijn werk?
5. Hoe en waarom wordt de kunstenaar door anderen gezien en verbeeld (bijvoorbeeld door andere kunstenaars of in de pers)?
6. In hoeverre weerspiegelt het atelier of de woning van de kunstenaar zijn of haar visie op (kunst en) het leven?
7. Hoe en waarom maakt de kunstenaar zijn eigen leven tot onderdeel van zijn kunst?