Landstede Groep

Karneval

Karneval in Deutschland
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slide and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Karneval in Deutschland

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Was ist Karneval und wann feiert man Karneval?
A
Karneval is een feest dat gevierd wordt vlak voor de vastentijd
B
Karneval is een optocht en wordt gevierd voor Kerst
C
Karneval is een Feest dat men voor Pasen viert
D
Karneval is doop van Jezus

Slide 4 - Quiz

Was ist Karneval?
A
het is een feest van de christenen voor de vastentijd
B
het is een feest van de opstanding van Jesus
C
Het is de hemelvaart van Jesus
D
het is een rit met een optochtwagen

Slide 5 - Quiz

Wann endet Karneval?
A
Am Karfreitag
B
Am 11.11.
C
Am Aschermittwoch
D
Palmsonntag

Slide 6 - Quiz

Woher kommt "Karneval"?
A
Uit het Latijn Carne = vlees en Vale = gegroet
B
Uit het Latijn Carne = vlees en Vale = afscheid
C
In het Latijn betekent het pluk de dag
D
Uit het Latijn: Kar = vlees, ne = nee, val = voorlopig

Slide 7 - Quiz

Der wichtigste Tag im Karneval! An diesem Tag finden in den Karnevals-Hauptstädten Köln, Düsseldorf und Mainz die großen Umzüge statt
A
Aschermittwoch
B
Rosenmontag
C
Karnevalsdienstag
D
Karnevalssamstag

Slide 8 - Quiz

Prinz Karneval
Kölner Bauer
Kölner Jungfrau

Slide 9 - Drag question

Der Tag an dem die Umzüge stattfinden
Ein Synonym für Karneval
Eine Parade durch die Stadt
Die Zeit vor dem Fasten, in der die Menschen feiern
Der Rosenmontag
Der Umzug
Der Fasching
Der Fastnacht

Slide 10 - Drag question

Der Kölner Karneval beginnt offiziell am _________ um ________ Uhr.
A
11.11 - 11:11
B
01.02 - 11:11
C
11.02 - 11:02
D
02.11 - 02:11

Slide 11 - Quiz

Man nennt den Karneval in Köln auch _______.
A
Rosenmontag
B
Fasching
C
fünfte Jahreszeit
D
Weiberfastnacht

Slide 12 - Quiz

An dem Umzug nehmen etwa 11.000 Karnevalisten teil.
Wat betekent Umzug?
A
omkleden
B
optocht
C
uitgang
D
kostuum

Slide 13 - Quiz

Andere woorden voor 'Karneval' zijn...
A
Weihnachten
B
Ostern
C
Fastnacht
D
Fasching

Slide 14 - Quiz

Welche Süßigkeit wird vor allem
an Karneval gegessen?
A
Zimtsterne
B
Nussecken
C
Mutzen
D
Mandeln

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste woord die bij de plaatjes horen. Start de timer.
timer
1:00
das Kostüm
der Karneval der Kulturen
die Süßigkeiten
der Karnevalsumzug
die Blaskapelle

Slide 16 - Drag question