Landstede Groep

1.3 Chemische vertering

Thema 1 Vertering
BS 3 Chemische vertering
1 / 44
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 1 Vertering
BS 3 Chemische vertering

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Wat weet je al.
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Slide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open question

Waaruit bestaat het verteringsstelsel?

Slide 4 - Mind map

Wat zie je op het plaatje?
A
Voedingsstoffen
B
Voedingsmiddelen

Slide 5 - Quiz

Welk van de onderstaande voedingsstoffen is geen brandstof?
A
Vetten
B
Nucleinezuren
C
Koolhydraten
D
Eiwitten

Slide 6 - Quiz

Wat is vertering?


A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen.
B
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen.
C
Voedingsstoffen klein maken zodat ze in het bloed kunnen worden opgenomen.
D
Voedingsstoffen opnemen in het bloed.

Slide 7 - Quiz

Wat is de belangrijkste functie van deze voedingsstof in je lichaam?
A
bouwstof
B
brandstof
C
reservestof
D
beschermende stof

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van peristaltiek?
A
Het verkneden van verteringssappen en de voedselbrij
B
Het voortduwen van de voedselbrij
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 9 - Quiz

Welke spieren zijn betrokken bij de peristaltiek?
A
Lengtespieren
B
Kringspieren
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 10 - Quiz

In de afbeelding is de peristaltiek in een deel van het darmkanaal schematisch getekend.
Zijn op plaats 1 de kringspieren in de wand van het darmkanaal ontspannen of samengetrokken? En hoe zit
het op die plaats met de lengtespieren?
A
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei ontspannen.
B
De kringspieren zijn ontspannen en de lengtespieren zijn samengetrokken.
C
De kringspieren zijn samengetrokken en de lengtespieren zijn ontspannen.
D
De kringspieren en de lengtespieren zijn allebei samengetrokken.

Slide 11 - Quiz

Leerdoelen
  • Je kunt de bouw, werking en functies van de verteringsorganen van de mens beschrijven en de relatie tussen bouw en functie uitleggen.
  • Je kunt verschillen en overeenkomsten herkennen tussen  organen en orgaanstelsels van de mens en andere eukaryoten.
  • Je kunt beschrijven waar en op welke wijze voedingsstoffen worden verteerd in het darmkanaal en verklaren op welke wijze factoren dit kunnen beïnvloeden.

Slide 12 - Slide

Opdracht: 15 minuten voorbereiding
In een groepje van 2/3 bestudeer je 1 van de volgende organen.
Maak aantekeningen!
Bs 2 en 3 Mond + slokdarm: vertering door speeksel + uitleg slikken
Bs 2 en 3  Maag + maagportier: vertering + openen en sluiten maagportier
Bs 2+ 3 twaalfvingerige darm: functie van gal en darmsap
B2 + 3 twaalfvingerige darm: alvleessap
Bs 4 Dunne darm: vorm en functie
Bs 4 Dikke darm + endeldarm
Gebruik je Binas: tabel 82
Doel: nabootsing vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten

Slide 13 - Slide

Het darmkanaal

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Eiwitten 
  • Pepsinogeen geactiveerd tot pepsine door zoutzuur in maag
  • Trypsinogeen geactiveerd tot trypsine door enterokinase in twaalfvingerige darm
  • Peptidasen in dunne darmsap

Slide 17 - Slide

Vetten 
  • Lipase in alvleeskliersap
  • Vetzuren verlagen pH

Slide 18 - Slide

Verteringsproducten (van vet)
Niet opneembaar

Niet opneembaar

Opneembaar

Opneembaar

Slide 19 - Slide

Koolhydraten
  • Amylase in speeksel en alvleeskliersap
  • Maltase, sacharase en lactase in dunne darmsap

Slide 20 - Slide

Lengte darmkanaal

Slide 21 - Slide

Mond
  • Mechanische vertering: kauwen voedsel (groter oppervlak)
  • Chemische vertering: speeksel met slijm en enzymen

Slide 22 - Slide

Speeksel
Speekselklieren in je mond produceren speeksel.
Speeksel bestaat uit water, slijm en het enzym amylase.
Dit enzym begint met de vertering van zetmeel.

Slide 23 - Slide

Maag
Maagwand produceert maagsap
Kliercellen maken H+ en CL- (HCL)
Andere cellen produceren slijm of pepsinogeen
Pepsinogeen = inactief enzym
HCL en pepsine kan pepsinogeen activeren

Slide 24 - Slide

Maag
  • Voedsel via slokdarm naar maag
  • Kringspier aan beide kanten
  • Maagsap met enzym, zoutzuur en slijm

Slide 25 - Slide

Maag
pepsine activeerd ook pepsinogeen.
Werking enzymen optimaal bij pH 2,5

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

12-vingerige darm
  • Afvoerbuis lever en galblaas: gal (galkleurstoffen en galzouten)
  • Afvourbuis alvleesklier: alvleessap

Slide 28 - Slide

Gal
Wordt gemaakt in de lever
Wordt bewaard in de galblaas

Maakt vetdruppeltjes klein=
emulgeren

Slide 29 - Slide

Emulgeren door galzouten

Slide 30 - Slide

Alvleessap
De alvleesklier produceert alvleessap (enzym).

Alvleessap breekt eiwitten, zetmeel en vetten af.

Neutraliseert tot pH = 8 mbv HCO3-

Slide 31 - Slide

Dunne darm
  • Toevoegen enzymen
  • Opname water, voedingsstoffen en verteringsproducten (resorptie)

Slide 32 - Slide

Dikke darm
  • Resorptie water, mineralen, vitaminen
  • Darmbacterien voor vertering en produceren van vitaminen

Slide 33 - Slide

4.4 verteringsorganen

Slide 34 - Slide

Fagocytose

Slide 35 - Slide

Intracellulaire vertering:
voedingsvacuole
Extracellulaire vertering:
Maagdarmholte

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Welke voedingsstof wordt door lipase verteerd?
A
eiwitten
B
koolhydraten
C
vetten
D
vitamines

Slide 39 - Quiz


Op welke wijze vindt vertering plaats bij de zoetwaterpoliep?
A
intracellulair
B
extracellulair
C
zowel intracellulair als extracellulair

Slide 40 - Quiz

Enzymen zorgen voor de chemische en mechanische vertering
A
Goed
B
Fout

Slide 41 - Quiz

Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
ze zorgen voor oppervlakte vergroting
B
ze zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
ze helpen bij vertering van vet
D
Ze zorgen voor een de dunne darm

Slide 42 - Quiz

Welk sap bevat enzymen voor de vertering van zetmeel, eiwitten, vetten en suikers ?
A
Speeksel
B
Maagsap
C
Alvleessap
D
Darmsap

Slide 43 - Quiz

Aan de slag
Lezen
Basisstof 3
Zijn alle dikgedrukte woorden duidelijk?

Maken
Opdracht 18 t/m 23

Slide 44 - Slide