Landstede Groep

TL3 Herhalingsles hoofdstuk 3

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?



Doornemen theorie hoofdstuk 3
Huiswerk: Maak een samenvatting van hoofdstuk 4

Slide 3 - Slide

Planning
Woensdag 7 april: Herhaling hoofdstuk 4
Vrijdag 9 april: Oefentoets via LessonUp
Dinsdag 13 april: Toets hoofdstuk 3 en 4 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat is geen functie van geld?
A
Spaarfunctie
B
Ruilfunctie
C
Rekenfunctie
D
Splitfunctie

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

Op de afbeelding zie je ...?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Een negatief saldo op je betaalrekening is een ...?
A
Debetsaldo
B
Creditsaldo

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Geld wat je voorlopig niet nodig hebt kun je zetten op een ... ?
A
Betaalrekening
B
Lopende rekening
C
Rekening courant
D
Spaarrekening

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Lees de onderstaande zinnen. Noteer per zin van welk spaarmotief er sprake is.

1) Jeanine spaart om onvoorziene uitgaven 
te kunnen doen. 
2) Martine legt geld opzij om volgend jaar met vakantie te kunnen.
3) Jaco heeft zijn geld op de bank gezet vanwege een gunstige spaarrente.
Doel
Rente
Voorzorg

Slide 15 - Drag question

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide


Tess leent €1500 en kiest voor een looptijd van twee jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€71
B
€204
C
€1500
D
€1704

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Wat is geen consumptief krediet?
A
Salariskrediet
B
Creditsaldo
C
Persoonlijke lening
D
Doorlopend krediet

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Lees de onderstaande zinnen en geef aan of ze juist of onjuist zijn.
Juist 
Onjuist 
1) Aflossen is een ander woord voor het nemen van een lening 
2) Kredieten worden alleen door banken verstrekt 
3) Een lening betaal je gewoonlijk terug in termijnen 
4) Als je rood staat op je rekening hoef je hier geen rente over te betalen. 

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Welk begrip geeft de verhouding tussen de euro en een vreemde valuta aan?
A
Krediet
B
Provisie
C
Valuta
D
Wisselkoers

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide


In de tabel staat de wisselkoers van drie vreemde valuta's per €1,- 
Fleur koopt voor €100 aan Deense Kronen. Hoeveel kronen krijgt ze? 
A
0,067115 kroon
B
6,7115 kroon
C
67,115 kroon
D
671,15 kroon

Slide 29 - Quiz

Aan de slag
  • Schrijf een samenvatting van hoofdstuk 4 
  • Je kunt hiervoor de leerdoelen boven elke paragraaf uitwerken
  • Kijk naar de leerteksten en schrijf de betekenis van de begrippen op
  • Maak je samenvatting in Word of op papier en lever hem in via teams

Slide 30 - Slide