What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Landstede Groep
‹
Return to search
H1.3b Overbrengingen
1.3b Overbrengingen
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Natuurkunde
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
1.3b Overbrengingen
Slide 1 - Slide
Planning 23 sept
Dagopening
Korte herhaling belangrijkste leerdoelen
Formatieve check (tot 9:05)
Klaar? Ga bezig voor een ander vak
Afsluiting
Slide 2 - Slide
1.3 Overbrengingen
Andere overbrengingen
Tandwieloverbrenging.
Als het rechter tandwiel 2x zo klein is als het linker tandwiel dan is de kracht van het linker tandwiel 2x zo groot.
Je moet het rechter tandwiel wel 2x ronddraaien.
Slide 3 - Slide
1.3 Overbrengingen
Overbrenging bij een fiets: voor- en achtertandwielen met een ketting.
De ketting geeft de beweging van het voorste tandwiel door aan het achterste tandwiel.
Slide 4 - Slide
1.3 Overbrengingen
Slide 5 - Slide
1.3 Overbrengingen
Slide 6 - Slide
1.3 Overbrengingen
Trapper en voortandwiel werken als
een hefboom
Hoe kleiner het voortandwiel hoe groter de kracht op de ketting.
Hoe kleiner de afgelegde afstand.
Slide 7 - Slide
1.3 Overbrengingen
Berekening (span)kracht ketting:
Ft = 500N rt = 0,15m
Fk = ? rk = 0,08cm
500 x 0,15 = Fk x 0,08
Fketting = 937,5 N
Hoe kleiner de afgelegde afstand.
Slide 8 - Slide
1.3 Overbrengingen
De (span)kracht van de ketting op het voorste tandwiel is net zo groot als op het achterste tandwiel.
Slide 9 - Slide
1.3 Overbrengingen
Slide 10 - Slide
1.3 Overbrengingen
Berekening kracht op de weg:
Fketting = 937,5 rketting = 0,04m
Fop de weg = ? rop de weg= 0,36m
937,5 x 0,04 = Fopdeweg x 0,36
Fopdeweg = 104,2N
Ftrapper = 500N
Fopdeweg = 104,2N
Waarom is de kracht
veel kleiner ???
Slide 11 - Slide
1.3 Overbrengingen
Slide 12 - Slide
1.3 Overbrengingen
Slide 13 - Slide
1.3 Overbrengingen
Bij een overbrenging kun je met een kleine spierkracht een grote werkkracht realiseren.
Wat je wint aan kracht verlies je aan afstand
.
Slide 14 - Slide
tandwiel 3 draait in één seconde 1x rechtsom.
Tandwiel 2 draait dan
A
in 1 seconde sneller rechtsom
B
in 1 seconde langzamer rechtsom
C
in 1 seconde langzamer linksom
D
in 1 seconde sneller linksom
Slide 15 - Quiz
tandwiel 1 draait in één seconde 1x rechtsom.
Tandwiel 2 draait dan
A
in 1 seconde sneller rechtsom
B
in 1 seconde langzamer rechtsom
C
in 1 seconde langzamer linksom
D
in 1 seconde sneller linksom
Slide 16 - Quiz
Wat voor soort overbrenging zie je hier?
A
windas
B
tandwielen
C
riem
D
wormwiel
Slide 17 - Quiz
Als je een kleine tandwiel aan een grote tandwiel vastmaakt, dan..
A
versneld de beweging
B
vertraagd de beweging
C
blijft de beweging constant
Slide 18 - Quiz
Hiernaast zie je een grote set
tandwielen. Wanneer het laatste
tandwiel rechtsom draait zal het eerste
tandwiel
A
rechtsom draaien
B
linksom draaien
C
niet draaien
D
Dat kun je niet uit de tekening aflezen.
Slide 19 - Quiz
Bij een tandwieloverbrenging op een fiets is het tandwiel bij de trappers.................
dan het achtertandwiel.
A
groter
B
kleiner
C
even groot
Slide 20 - Quiz
Geef met een berekening aan hoe vaak het kleinste tandwiel is rond gegaan als de grootste 3 x is rondgedraaid.
Slide 21 - Open question
Welk tandwiel draait sneller?
A
B
C
A
oranje
B
groen
C
Grijs
D
even snel
Slide 22 - Quiz
De trapper zit 15 cm van de trapas (arm r1),
de straal van het tandwiel is 10cm (arm r2),
de uitgeoefende kracht op de trapper is 400N(F1). Bereken de spankracht op de ketting
Slide 23 - Open question
Huiswerk
Lees de tekst van paragraaf 1.3 vanaf tandwielen t/m samenvatting
Maak de resterende vragen van paragraaf 1.3
Slide 24 - Slide