Landstede Groep

Maandag 4 november

Maandag 4 november
We kijken naar de oefentoets!

Aan het eind van de les weet je welke onderdelen nog extra aandacht nodig hebben!

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Maandag 4 november
We kijken naar de oefentoets!

Aan het eind van de les weet je welke onderdelen nog extra aandacht nodig hebben!

Slide 1 - Slide

Vraag 1

Slide 2 - Slide

Vraag 2
K | 2p (4x0,5) | (paragraaf 7, 8, 9, 10) 1 Zijn de beweringen a tot en met d waar of niet waar?
a Als in de tegenwoordige tijd jij achter de persoonsvorm staat of je waarvan je jij kunt maken, dan schrijf je de persoonsvorm als de ik-vorm. [waar / niet waar]
b Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt op d of t. [waar / niet waar]
c In de voltooide tijd is de persoonsvorm vaak een vorm van hebben of zijn. [waar / niet waar]
d Voor de spelling van sterke werkwoorden in de verleden tijd kun je het ezelsbruggetje ‘t (e)x-f(o)ksch(aa)p gebruiken. [waar / niet waar]


Slide 3 - Slide

T | 4p (8x0,5) | 4 Noteer van de werkwoorden a tot en met d de ik-vorm en van de scheidbare werkwoorden de beide ik-vormen. Noteer een X als er geen tweede ik-vorm is.
a afzeg zeg af
b herpak X
c opbel bel op
d onderduik duik onder
e overschat X


Slide 4 - Slide

T | 3p  | 5 Kies de juiste vorm.
a Ik [word / wordt] niet vrolijk van dit nieuws.
b Mijn collega [vermijd / vermijdt] de spitsuren in de trein.
c Hij [wed / wedt] altijd op het verkeerde paard.
d Wat [vind / vindt] je vader daar eigenlijk van?
e Het [haardvuur brand / brandt] de hele nacht.
f Hoeveel [bied / biedt] je voor het schilderij?

Slide 5 - Slide

T | 6p| 3 Noteer van de werkwoorden eerst de ik-vorm in de tegenwoordige tijd en daarna de ik-vorm in de verleden tijd.

Slide 6 - Slide

T | 4| 4 Kies de juiste verledentijdsvorm.
a Ik [vreesde / vreeste / vreezde / vreezte] al dat de plannen niet door zouden gaan.
b Afgelopen zomer [smachten / smachtten] veel mensen naar verkoeling.
c Waarom [zaagde / zaagte] hij die boom gisternacht om?
d De eenden [broedden / broeden] vorig jaar ook al op deze plek.

Slide 7 - Slide

T | 2p | Noteer het onvoltooid deelwoord
a klinkend
b straffend
c twijfelend
d verstrengelend

Slide 8 - Slide

T | 4P| Noteer het voltooid deelwoord
a geluisterd
b gepland
c uitgetrokken
d geregeld

Slide 9 - Slide

T | 3p | Noteer het bijvoeglijk naamwoord
a. krijsend
b. gestolen
c. broedende 
d. ontstane
e. gedode
f. gekapte

Slide 10 - Slide

Noteer het voltooid deelwoord
a gekrompen
b verwend
c gekookt
d gedramd

Slide 11 - Slide

Noteer van elke zin de werkwoordstijd

LET OP; DIT KOMT NIET TERUG IN DE TOETS

Slide 12 - Slide

Zet de zin om in de werkwoordstijd die erachter staat.
a Heeft Laura die mooie baan aangenomen?
b Na een week wachten op mijn pakketje belde ik de bezorgdienst.
c De grauwe ganzen grazen het grasveld helemaal kaal.
d Ik was zaterdag gaan kijken bij de wedstrijd van mijn neefje.

Slide 13 - Slide

Welke werkwoordstijden horen bij de zinnen?
a De rivier is deze zomer buiten zijn oevers getreden. vtt
b Wat is er toch met hem aan de hand? ott
c We waren gisteren met de sloep gaan varen. vvt
d De pizzabakkers wierpen het deeg in de lucht. ovt

Slide 14 - Slide

Let op;

De werkwoordstijden komen niet terug in de toets!!

Toets  Cursus 7 SPELLING, paragraaf 7 tot en met paragraaf 10!!

Slide 15 - Slide