HC 2.2 Duitsland, checkvragen
Noem een economisch argument van de voorstanders van het Dawesplan
1 / 12
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Noem een economisch argument van de voorstanders van het Dawesplan
Slide 1 - Open question
Noem een politiek argument van de tegenstanders van het Dawesplan
Slide 2 - Open question
De NSDAP was:
A
tegen het Dawesplan vanwege politieke redenen
B
voor het Dawesplan vanwege politieke redenen
C
tegen het Dawesplan vanwege economische redenen
D
voor het Dawesplan vanwege economische redenen
Slide 3 - Quiz
De politieke boodschap van dit affiche is vooral te zien aan
A
De stad op de achtergrond
B
Het hakenkruis
C
De tekst 'Nationaal-sozialistische deutsche arbeiter partei'
D
De tekst 'brecht die Dawes ketten'
Slide 4 - Quiz
Op basis van de afbeelding kan je concluderen dat de Bierkellerputch gedoemd was te mislukken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Op basis van de afbeelding kan je concluderen dat Hitler dankzij het Dawesplan aan de macht is gekomen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
De conservatieve elite
A
wilde de democratie behouden en was tegen Hitler
B
wilde terug naar de situatie van vóór de WO I en was tegen Hitler.
C
wilde de democratie behouden en tegelijkertijd Hitler helpen.
D
wilde terug naar de situatie van vóór de WO I en wilde Hitler daarvoor gebruiken.
Slide 7 - Quiz
Na de Rijksdagbrand werden 100.000 communisten opgepakt. Dat is een voorbeeld van nazificatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 8 - Quiz
Dit monument is opgericht ter herdenking van de boekverbrandingen in 1933. Dit monument is een voorbeeld van nazificatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
De eerste slachtoffers van het naziregime waren de joden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
De volgende groepen maken het Duitse volk zwak: joden, Jehova's getuigen, homoseksuelen, Sinti, Roma' Dit past het best bij
A
Propaganda
B
Volksgemeinschaft
C
Antisemitisme
D
Neurenberger rassenwetten
Slide 11 - Quiz
Het wrede optreden van de Duitsers in Oost-Europa past binnen rassenleer van de Duitsers.
A
Dat klopt, maar het optreden in West-Europa past hier juist niet bij.
B
Dat klopt, een ander voorbeeld is het optreden van de Duitsers in West-Europa.
C
Dat klopt niet, het had vooral te maken met de Blitzkrieg
D
Dat klopt niet, het had vooral te maken met de Slavische volken die daar woonden.