This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Verbrandings-producten
Slide 1 - Slide
Leerdoelen:
Kenmerken van een verbrandingsreactie weten.
Reactieproducten bij een verbrandingsreactie aantonen.
Het rendement bij een energieomzetting berekenen.
Slide 2 - Slide
Welke kenmerken van een verbrandingsreactie ken je?
Vlammen: dat zijn brandende gassen
Vonken en rook
Er komt warmte vrij: een verbranding is altijd exotherm
Er is zuurstof nodig
Er is een brandstof
Slide 3 - Slide
Demo: verbranding van koolstof
Slide 4 - Slide
Waarom neem je bij deze proef koolstofpoeder ipv een stukje houtskool?
A
Je kan geen stukjes houtskool in de buis krijgen.
B
Koolstofpoeder reageert sneller met zuurstof dan een stukje houtskool omdat het een groter contact oppervlak heeft.
C
Houtskool bestaat niet uit koolstof.
Slide 5 - Quiz
Welke verandering zie je in de wasfles en welke stof toon je aan met kalkwater?
A
Helder kalkwater wordt troebel wit,
je toont zuurstof aan.
B
Geel kalkwater wordt kleurloos,
je toont koolstof aan.
C
Helder kalkwater wordt troebel wit,
je toont koolstofdioxide aan.
Slide 6 - Quiz
Wat is het reactieschema voor de verbrandingsreactie?
A
koolstof (s) -> koolstof (g)
B
koolstof (s) + kalkwater (l) -> koolstofdioxide (g)
C
koolstof (s) + zuurstof (g) -> koolstofdioxide (g)
D
koolstof (s) + zuurstof (g) -> kalkwater (l)
Slide 7 - Quiz
Demo: verbranding van zwavel
Slide 8 - Slide
Demo: verbranding van zwavel. In de wasfles zit een joodoplossing. Welke verandering heb je waargenomen in de wasfles en welke stof toon je met de joodoplossing aan.
A
De geel-bruine joodoplossing wordt kleurloos, je toont zwavel aan.
B
De geel-bruine joodoplossing wordt kleurloos, je toont zwaveldioxide aan
C
De kleurloze joodoplossing wordt geel-bruin,
je toont zuurstof aan
D
De kleurloze joodoplossing wordt troebel, je toont koolstofdioxide aan.
Slide 9 - Quiz
De reactievergelijking voor de verbranding van zwavel staat hiernaast. Geef zelf het reactieschema:
S(s)+O2(g)−>SO2(g)
Slide 10 - Open question
Conclusie:
Als een niet-ontleedbare stof verbrandt, ontstaat er een oxide.
C(s)+O2(g)−>CO2(g)
S(s)+O2(g)−>SO2(g)
2Mg(s)+O2(g)−>2MgO(g)
Nieuw voorbeeld:
Bij de verbranding van magnesium ontstaat magnesiumoxide
Deze ken je al:
Slide 11 - Slide
Voer practicum 4 uit:
Verbranding van aardgas (=methaan)
Slide 12 - Slide
Welke twee stoffen zijn er ontstaan bij de verbranding van aardgas?
CH4(g)
aardgas = methaan
formule:
Slide 13 - Open question
Water aantonen
Als je zeker zou willen weten dat de condensdruppeltjes water zijn, dan zijn er twee reagentia die je voor water zou kunnen gebruiken.
Custardpoeder kleurt met water fel geel
Wit kopersulfaat kleurt met water blauw
Slide 14 - Slide
Hiernaast staat de r.v. voor de verbranding van methaan. Neem de r.v. over in je schrift en maak hem kloppend. Wat zijn de juiste coëfficiënten?
Als er een ontleedbare stof verbrandt, dan ontstaan de oxiden van de elementen van de brandstof.
CH4(g)+2O2(g)−>CO2(g)+2H2O(l)
Voorbeeld:
Bij de verbranding van methaan ontstaan koolstofdioxide en water.
Slide 16 - Slide
Welke stoffen zullen er ontstaan bij de verbranding van het gas diwaterstofsulfide?
H2S(g)+O2(g)−>...
A
water en koolstofdioxide
B
water en zwaveldioxide
C
water, koolstofdioxide en zwaveldioxide
Slide 17 - Quiz
Hiernaast staat de r.v. voor de verbranding van diwaterstofoxide. Neem de r.v. over in je schrift en maak hem kloppend. Wat zijn de juiste coëfficiënten?