This lesson contains 17 slides, with interactive quiz and text slides.
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen additieve kleurmenging en subtractieve kleurmenging.
Bij additieve kleurmenging worden de kleuren rood, groen en blauw gebruikt. Additieve kleurmenging ontstaat als lichtbronnen met verschillende kleuren gemengd worden. Hiervan wordt onder andere gebruikgemaakt bij beeldschermen.
Bij subtractieve kleurmenging worden de kleuren cyaan, magenta en geel gebruikt. Subtractieve kleurmenging ontstaat door de selectieve absorptie van bepaalde golflengten van wit licht door transparante oppervlakken. Hiervan wordt onder andere gebruikgemaakt bij het afdrukken van afbeeldingen. Aan deze drie kleuren wordt daarbij om praktische redenen vaak zwart toegevoegd.
Het toekennen van betekenis aan kleuren.
Bijvoorbeeld:
De basiskleuren:
Rood, geel en blauw.
Met de primaire kleuren kun je de secundaire kleuren mengen (rood + geel = oranje/geel + blauw = groen/blauw + rood = paars).
Mono betekent één: er is één kleur gebruikt.
Poly betekent veel: er zijn verschillende kleuren gebruikt.
Een kunstenaar kan kiezen om natuurlijke kleuren te gebruiken: de kleuren die voorwerpen in de werkelijkheid ook hebben. Maar je kunt ook kiezen voor onnatuurlijke kleuren, bijvoorbeeld een paarse boom met een roze lucht: dat heeft een vervreemdende werking, of bijvoorbeeld een symbolische betekenis.