What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Return to search
Klas 2ABCD H2.1 1 Consumeren is kiezen
Economie
1 / 22
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
22 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Economie
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 2 Thuis en buitenshuis
Paragraaf 1: Consumeren is kiezen
Slide 2 - Slide
Vandaag
Hoofdstuk 2 paragraaf 1
Vragen beantwoorden
Huiswerk
Slide 3 - Slide
Doel 2.1:
Ik kan aangeven wat behoeften zijn.
Ik kan uitleggen wat produceren is.
Ik kan uitleggen wat consumeren is.
Ik kan uitleggen dat consumeren beperkt wordt door schaarste in middelen en schaarste in tijd.
Slide 4 - Slide
Begrip: behoefte
Behoefte
:
alles wat je nodig hebt of waar je naar verlangt.
Slide 5 - Slide
Behoefte bevredigen door.
- iets wat je mist zelf te produceren
- iets wat je mist te kopen
Dit heet consumeren
Slide 6 - Slide
Consumeren
Het bevredigen van behoeften door:
- iets te kopen
- iets te doen
Slide 7 - Slide
Produceren
Om consumeren mogelijk te maken, moeten bedrijven of personen iets doen.
Bedrijven: produceren kost geld (betaalde productie)
Gezinnen: produceren is gratis (onbetaalde productie)
Slide 8 - Slide
produceren - consumeren
producent - consument
productie - consumptie
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
0
Slide 11 - Video
Rekentrainer
herhalen afronden
daarna rekentrainer paragraaf 1: Rente berekenen
Slide 12 - Slide
Afronden
als je op gehele getallen afrond, let op het 1e cijfer achter de komma
als je op 1 cijfer achter de komma afrond, let je op het 2e cijfer achter de komma
etc.....
Als het cijfer een 4 of lager is, naar beneden afronden
Als het cijfer een 5 of hoger is, naar boven afronden
Slide 13 - Slide
Rond af
4,5749
Rond af op 1 decimaal
Rond af op 2 decimalen
Slide 14 - Slide
Afronden
€ 79,998 wordt
A
€ 79,99
B
€ 80,00
C
€ 81
D
€ 79
Slide 15 - Quiz
Afronden
€ 4,53529 wordt
A
€ 4,5352
B
€ 4,54
C
€ 4,53
D
€ 4,535
Slide 16 - Quiz
Afronden
€ 4,5799 wordt
A
€ 4,57
B
€ 4,59
C
€ 4,56
D
€ 4,58
Slide 17 - Quiz
Rente berekenen
Het spaarbedrag : 100 × rentepercentage = rentebedrag per jaar
• Bereken eerst het rentebedrag per jaar.
• Reken daarna het rentebedrag om naar de juiste periode.
Voorbeeld: Leonie heeft € 500 op haar spaarrekening. Na een jaar krijgt ze 3 procent rente.
Dat is € 500 : 100 × 3 = € 15 per jaar.
Dat is in 3 maanden € 15 : 12 × 3 = € 3,75.
Slide 18 - Slide
Hoe reken je een (rente)bedrag uit?
Bedrag : 100 x percentage = (rente)bedrag
Slide 19 - Slide
Bas heeft €2.000 op een spaarrekening gezet. Hij krijgt 2% rente. Hoeveel rente ontvangt hij?
A
€4
B
€20
C
€40
D
€400
Slide 20 - Quiz
Maak nu eerst de rekentrainer van H2 paragraaf 1 en daarna:
Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 1
opdrachten 1 t/m 7 + 10
Huiswerk
Slide 21 - Slide
Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?
Slide 22 - Slide