LMC Voortgezet Onderwijs

Voorbereiding Toets Verkopen, presentatie

Oefenen 
Toets
1 / 16
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Oefenen 
Toets

Slide 1 - Slide

Wat is geen regel bij zakelijk telefoongesprek
A
Glimlach tijdens het telefoongesprek
B
Verbreek de verbinding als eerste
C
Spreek langzaam en duidelijk
D
Neem de telefoon aan voordat hij 3x is overgegaan

Slide 2 - Quiz

Blijf netjes en beleefd; wat betekent tutoyeren?
A
De vraag herhalen
B
Iemand met u aanspreken
C
Iemand met je aanspreken
D
De naam van de klant noemen.

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je een telefoonalfabet?
A
om misverstanden te voorkomen
B
Wanneer je de naam van de beller noemt.
C
Tijdens het hele gesprek

Slide 4 - Quiz

Wat is een doelgroep?
A
Een groep die het product koopt
B
de producten die je verkoopt
C
De producten die je wilt verkopen
D
De groep klanten waar je je opricht

Slide 5 - Quiz

Merkreclame wil vooral:
A
Informatie over het product geven
B
Naamsbekendheid vergroten

Slide 6 - Quiz

In een reclamespot worden dingen gezegd die niet waar zijn. Er is sprake van
A
Misleidende reclame
B
Sluikreclame

Slide 7 - Quiz

Consumenten overhalen tot het kopen van een product is:
A
Ideële reclame
B
Commerciële reclame

Slide 8 - Quiz

Noem geen reclame-thema
A
Liefde-romantiek
B
Bekend persoon
C
Deskundige
D
Ideëel

Slide 9 - Quiz

Wat is een koopwensonderzoek?
A
Een wens van de verkoper om te verkopen
B
Een techniek om de wensen van de koper in vervulling te laten gaan.
C
Een manier van vragen om te weten te komen wat de klant wil
D
Een manier om erachter te komen wat voor onderzoek de klant wil.

Slide 10 - Quiz

Wanneer noem je de prijs in het verkoopgesprek?
A
Nadat je de klant hebt begroet
B
Na de verkoopargumenten
C
Voor de verkoopargumenten
D
Na het koopwensenonderzoek

Slide 11 - Quiz

Wat is het verschil tussen profit-organisatie en een non-profitorganisatie
A
een profit-organisatie verkoopt diensten, een non-profit verkoopt producten
B
Een profit-organisatie streeft naar winst een non-profit niet.
C
een profit-organisatie verkoopt producten, een non-profit verkoopt diensten
D
Een non profit-organisatie streeft naar winst een profit organisatie niet.

Slide 12 - Quiz

Wat moet je doen om het hologram in een bankbiljet te zien?
A
Het biljet kantelen
B
Het biljet tegen het licht houden
C
Het biljet omdraaien

Slide 13 - Quiz

Bankbiljetten en munten behoren tot
A
chartaal geld
B
giraal geld

Slide 14 - Quiz

vals geld moet je zo snel mogelijk weer uitgeven
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Waar vind je de stof die je moet leren voor de toets?

Slide 16 - Mind map