LMC Voortgezet Onderwijs

Paragraaf 3.2 - De oranjes worden de baas

H3: 1800-nu Wie beslist?



3.2  De Oranjes worden de baas
tekstboek bladzijdes 50 t/m 52 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H3: 1800-nu Wie beslist?



3.2  De Oranjes worden de baas
tekstboek bladzijdes 50 t/m 52 

Slide 1 - Slide

Vraag van de paragraaf
Hoeveel macht heeft de koning? 

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
  • 1800-1900
  • Burgers en stoommachines
  • Industriële revolutie
  • fabrieken

Maar daarvoor ook:
  • 1795-1813: Fransen de baas in Nederland, tijd van Napoleon

Slide 3 - Slide

1789: 
De Franse Revolutie
  • Strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap

  • De koning wordt afgezet en vermoord

  • Meer gelijkheid: einde aan de standenmaatschappij

  • Een grondwet

Slide 4 - Slide

1795-1801: 
Bataafse Republiek
  • Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer invloed voor het volk 

  • De Patriotten krijgen hulp van de Fransen

  • Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en stadhouder Willem V vluchtte naar Engeland

Slide 5 - Slide

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • 1813: Willem I wordt koning (zoon van gevluchte stadhouder Willem V)

  • ook in 1813: Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Komt voort uit Congres van Wenen (1815), waarbij het Europa na Napoleon is gevormd 

Slide 6 - Slide

1813-1840:

Koning Willem I


In 1815: grondwet: constitutionele monarchie: koninkrijk met een grondwet (=basiswet met rechten en plichten voor alle burgers. Er staat ook in hoe het land bestuurd moet worden)

  • Koning heeft veel macht! 

  • Eerste Kamer én alle ministers werden benoemd door koning

  • Tweede Kamer gekozen door rijke burgers

Slide 7 - Slide


Belgische Revolutie
1830



Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel, 
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.

Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit

Slide 8 - Slide

1830-1839: België wordt onafhankelijk
Oorzaken:
  • Nederlands officiële taal

  • Protestantse geloof is de staatsgodsdienst die is ingevoerd door Willem I: België is katholiek van origine 

  • Belangrijke banen vaak in handen van Nederlanders

Nederland wordt voorgetrokken

Slide 9 - Slide


Gevolgen



1831: Leopold I wordt de eerste Belgische koning
1839: onder internationale druk erkent koning Willem I de onafhankelijkheid
1840: koning Willem I treedt af

Slide 10 - Slide

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Conservatief: wil liever geen veranderingen

  • Regeert als absoluut vorst

  • Moet niets weten van democratie

Slide 11 - Slide


1848 = belangrijk jaar! -> nieuwe grondwet
  • In heel Europa zijn opstanden en revoluties: mensen eisen meer inspraak. De Franse koning treedt af.
  • Liberalen o.l.v. Johan Rudolph Thorbecke zorgen in NL voor nieuwe grondwet -> alle burgers krijgen dezelfde grondrechten, bv vrijheid van meningsuiting
  • koning verliest politieke macht
  • ministers moeten gehoorzamen aan het parlement, niet meer aan de koning
  • rijke burgers kiezen elke 4 jaar het parlement, niet de koning

Slide 12 - Slide

Gevolgen
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Kiesrecht 1848
Man
23 jaar of ouder (vanaf dan pas meerderjarig)
Hoog inkomen --> je moest een bepaalde hoeveelheid belasting kunnen betalen 
Nederlander zijn
In Nederland wonen 


Slide 16 - Slide

Vraag van de paragraaf
Hoeveel macht heeft de koning? 

Slide 17 - Slide

Huiswerk 
Lezen paragraaf 3.2 De oranjes worden de baas
tekstboek bladzijdes 50 t/m 52

Maak de vragen die horen bij paragraaf 3.2
Fluisteren samenwerken

Slide 18 - Slide