LMC Voortgezet Onderwijs

H7 Materialen

H7 Materialen
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H7 Materialen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

7.1 Materiaaleigenschappen
7.1.1 Je kunt benoemen welke materialen warmte, elektriciteit en geluid goed geleiden en welke materialen niet.
7.1.2 Je kunt uitleggen waarom materialen uitzetten als hun temperatuur hoger wordt.
7.1.3 Je kunt beschrijven wat corrosie is.
7.1.4 Je kunt uitleggen wat verspanen is.
7.1.5 Je kunt benoemen hoe je onderdelen van een voorwerp met elkaar verbindt.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Materiaaleigenschappen
  • Kleur
  • Gewicht
  • Hardheid
  •  Brandbaarheid
  • Fase (vloeibaar, vast of gas)
  • Elektrische weerstand

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Goede en slechte warmtegeleiders

  • Alle metalen zijn goede warmtegeleiders.
  • kunststoffen / gassen/vloeistoffen zijn slechte warmtegeleiders. Ze geven de warmte maar heel langzaam door.  Dit noem je isolator.

  • De knop van een radiator  is een ........warmtegeleider.
  • Handvat van je fiets op een winterse dag is een ........warmtegeleider.


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat is geleiding?
Stoffen geven warmte door: Geleiders
Stoffen die niet goed geleiden: Isolatoren

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Elektrische geleiding
Elektrische geleidbaarheid gaat over hoe goed een stof stroom geleid. Metalen zijn hier goed in, maar een plastic laat geen stroom door.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Geleiding geluid
De trillingen verplaatsen zich door de lucht. De lucht noem je de tussenstof waar het geluid zich door verplaatst. 

Het geluid gaat van de geluidsbron, door de tussenstof, naar je oren
 
Snelheid van geluid verschilt per tussenstof. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Uitzetten en krimpen van vaste stoffen:

- Temperatuurstijging - uitzetten
molecuul gaat meer trillen, 
heeft meer ruimte nodig.

- Temperatuurdaling - Krimpen
moleculen gaan minder trillen,
minder ruimte innemen

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Wel beschermen tegen corrosie
Ijzer

Hoe?
verven, invetten, verzinken
Niet beschermen tegen corrosie
aluminium
zink 
chroom
Hoe?
Ze vormen een oxide laagje dat hen beschermt

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hout is verspaanbaar

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

verspanen
enkele voorbeelden verspanen zijn:

> zagen
> beitelen
> vijlen
> frezen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Verbindingen
  • Lassen
  • Solderen
  • Spijkeren
  • Klinken
  • Lijmen 
  • Schroeven
  • Nieten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

7.2 Dichtheid
7.2.1 Je kunt uitleggen wat de dichtheid van een materiaal is.
7.2.2 Je kunt de dichtheid gebruiken om uit te leggen of een materiaal zinkt, zweeft of drijft in een vloeistof.
7.2.3 Je kunt de dichtheid berekenen als je de massa en het volume weet.
7.2.4 Je kunt het volume berekenen als je de dichtheid en de massa weet.
7.2.5 Je kunt de massa berekenen als je de dichtheid en het volume weet.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Dichtheid is massa in gram van 1 cm3
Grootheid is dichtheid
Eenheid is g/cm3

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Zinken, zweven & drijven

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Drijven, zinken en zweven
Dichtheid van water is 1 g/cm3


Dichtheid van blokje groter 1 g/cm3 --> Zinken
Dichtheid van blokje kleiner 1 g/cm3 --> Drijven
Dichtheid van blokje gelijk 1 g/cm3 --> Zweven

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Dichtheid
Dichtheid:
geeft aan wat de stof 
per volume weegt. (g/cm^3)
                 

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Een blokje weegt 30 gram en heeft een volume van 20 cm3.

  1. Gegevens:
  2. Gevraagd:
  3. Formule:
  4. Invullen:
  5. Antwoord:
Bereken de dichtheid.


  1.  Massa = ...  ; Volume = ...
  2.  Dichtheid = ?
  3. Dichtheid = massa/Volume
  4.  Dichtheid = ... / ...
  5. Antwoord = ...

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Formule ombouwen
Massa = Volume x Dichtheid

Dichtheid = Massa : Volume

Volume = Massa : Dichtheid

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Een fiets frame is een constructie.

Een constructie bestaat uit meer dan 2 onderdelen.
Materialen zijn stoffen waarvan we iets kunnen maken.
Onderdelen zijn de verschillende delen waar een constructie uit bestaat.
Constructies

Slide 20 - Slide

een plaat glas of een plank is geen constructie; het moet uit onderdelen bestaan.
7.3 Van grondstof tot product
7.3.1 Je kunt beschrijven wat een grondstof, een halffabricaat en een eindproduct is.
7.3.2 Je kunt van een aantal eindproducten benoemen van welke halffabricaten en materialen ze worden gemaakt.
7.3.3 Je kunt de vier stappen van een productieproces beschrijven.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Grondstoffen
Grondstoffen vind je in de natuur.
Voorbeelden van grondstoffen zijn: schapen, bomen, aardolie en ijzererts.
Een erts is een gesteente waarin een nuttige grondstof zit.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof naar eindproduct
Voor het maken van een product zijn vier stappen nodig:
1: Grondstoffen uit de natuur halen (winnen);
2: Grondstoffen zuiveren en bewerken;
3: Produceren van halffabricaten;
4: Producten maken uit halffabricaten.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:
Hout
Halffabricaat:
planken
Eindproduct:
kast

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:
Katoen
Halffabricaat:
geweven stof
Eindproduct:
Trui

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Van grondstof naar eindproduct
Grondstof:

Halffabricaat:

Eindproduct:

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

7.4 Afval en milieu
7.4.1 Je kunt beschrijven wat de gevolgen zijn voor het milieu tijdens het productieproces van materialen.
7.4.2 Je kunt beschrijven wat hernieuwbare grondstoffen zijn.
7.4.3 Je kunt manieren beschrijven van afvalverwerking.
7.4.4 Je kunt beschrijven hoe je verantwoord met afval omgaat.
7.4.5 Je kunt afval scheiden in verschillende soorten afval.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Productie en milieu
Het maken van producten heeft gevolgen voor het milieu.
Je moet daarbij kijken naar:
• het verbruik van grondstoffen;
• het verbruik van energie;
• het ontstaan van afvalstoffen.

Van veel grondstoffen is een beperkte hoeveelheid beschikbaar op aarde.
Er zijn ook hernieuwbare grondstoffen. Hiervan ontstaat steeds een nieuwe voorraad.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Wat gebeurt er met je afval?
Huishoudelijk afval:
  1. Nuttige toepassing (compost, recycling en hergebruik)
  2. Verbranden
  3. Storten

Zwerfafval

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Verschillende afvalsoorten

1. Papier/karton
2. Plastic
3. Glas
4. Gft-afval
5. Chemisch afval
6. Restafval

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Verbranden en storten
  • Restafval wordt bij voorkeur verbrandt.
  • Deze warmte kan je gebruiken om iets op te warmen.
  • Echter komen ook weer verbrandingsgassen vrij.

  • Als het afval niet verbrand kan worden is de enige optie storten.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

GFT-afval
Compost

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Klein chemisch afval (KCA)

Voorbeelden:
  • Nagellak
  • Medicijnen
  • Batterijen
  • Lampen
  • Elektronica


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Broeikaseffect
  • De aarde werkt als een kas
  • Zonder broeikaseffect is het -18 graden
  • Versterkt broeikaseffect
  • CO2, koolstofdioxide

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Het broeikaseffect
Broeikaseffect:
Het tegenhouden van warmtestraling door broeikasgassen.

Versterkt broeikaseffect:
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor er meer warmte blijft hangen op aarde. 

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijk/versterkt broeikaseffect
(versterkt) broeikaseffect
Broeikasgevaar

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

7.5 Materialen kiezen
7.5.1 Je kunt van een aantal materialen eigenschappen noemen.
7.5.2 Je kunt van eindproducten aangeven van welk materiaal ze gemaakt zijn.
7.5.3 Je kunt een materiaal kiezen voor een praktische toepassing op basis van eigenschappen

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Materiaal en eigenschap
- Elk materiaal heeft andere eigenschappen. Hierdoor gebruik je elk materiaal voor andere toepassingen.  

- Als je een eindproduct wilt maken, moet je hiervoor een materiaal kiezen.
- Je kiest een materiaal dat het meest geschikt is voor het eindproduct. 

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Materialen kiezen
Bij het kiezen van je materiaal let je op: 

• de eigenschappen van het materiaal;
• de prijs van het materiaal;
• of je gemakkelijk aan het materiaal kunt komen;
• de invloed die de productie van dat materiaal heeft op het milieu.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Sinds de jaren tachtig is carbonfiber een veelgebruikt materiaal bij de formule 1-sport. Waarom wordt carbonfiber gebruikt?

A
Carbonfiber heeft een grote dichtheid.
B
Carbonfiber heeft een kleine dichtheid.
C
Carbonfiber is flexibel en buigbaar.

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

In 1994 werd besloten om een houten plank onder formule 1-auto’s te hangen. Daarmee kon worden gecontroleerd of de auto’s voldeden aan een minimale rijhoogte. Het hout werd bewerkt zodat het geschikt was om onder de auto te hangen.

Hoe heet het bewerken van hout waarbij kleine stukjes worden weggehaald om het hout een bepaalde vorm te geven?
A
lassen
B
lijmen
C
schroeven
D
verspanen

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions