LMC Voortgezet Onderwijs

Klas 3a vrijdag 1 april

Vrijdag 1 april
Je hebt nodig:
Boek, schrift en pen


Jas mag aan de
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 3,4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vrijdag 1 april
Je hebt nodig:
Boek, schrift en pen


Jas mag aan de

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
woorden van de week +/- 2 min
Herhaling theorie woordenschat H 5  +/-  5 min
Zelfstandig werken +/- 25 min 
Nakijken/bespreken opdracht +/- 10 min
Kruiswoordpuzzel maken
reflectie
Reflectie +/- 5 min
zelfstandig werken +/- 10  min
reflectie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel:
H5 

Je leert over overdrijving en ironie 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Woorden van de week

Automatiseren
Behoefte
Omschrijving
Maximaal 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat H5 overdrijving & ironie

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Overdrijving
Bij een overdrijving wordt iets op een overdreven manier uitgedrukt.
Een overdrijving wordt ook wel een hyperbool genoemd.

Je zegt: 'Hij heeft dat al 10.000 keer gezegd';
Je bedoelt dat hij dat al meerdere malen heeft gezegd.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waarom maken schrijvers gebruik van overdrijving en ironie?

Slide 7 - Slide

Schrijvers proberen hun teksten vaak afwisselender te maken door taaltrucjes te gebruiken. 
Is 'Ik word helemaal gek' een overdrijving of ironie?
A
overdrijving
B
ironie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Is deze zin een overdrijving of ironie?
Lekker dan, ik ben mijn fietssleutel kwijt.
A
Overdrijving
B
Ironie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Zit in deze zin ironie?
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van ironie?
A
Ik heb eeuwig staan wachten op de trein
B
Evelien draagt lelijke kleding: je kan zo mee doen met een fashionshow
C
Ik kan dat duizendmaal beter
D
Wat een lekker weertje zeg

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een GEEN voorbeeld van een overdrijving
A
De dag duurde zo lang dat ik in slaap viel
B
Het was een eindeloos durende dag
C
Het was een doodsaaie dag
D
Het was een leuke dag

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Een schrijver gebruikt een overdrijving om ....
A
iets extra op te laten vallen.
B
iets minder erg te maken.
C
een grapje te maken.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Stoplicht

Groen =  je werkt rustig en overlegt alleen met je duo. Ook mag je vragen stellen aan de docent.  

 vragen aan mijn docent

Oranje =  je werkt rustig en overlegt alleen met je duo. 

Rood = je werkt alleen en met je mond dicht. Je helpt en stoort niemand.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Instructie
Wat: opdracht 4 en 5  blz  122
Hoe: in duo's ( tweetallen) 
Tijd: +/- 15 min 
Hulp: docent en boek
Klaar: maken opdracht 6
timer
1:00

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Reflectie

Slide 16 - Slide

This item has no instructions