LMC Voortgezet Onderwijs

Thema 5 - BS 3. Variatie in genotypen

WELKOM 
Welkom bij 
Biologie 
Mevr. el Hamiti
2B
Donderdag 25 april 2024
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

WELKOM 
Welkom bij 
Biologie 
Mevr. el Hamiti
2B
Donderdag 25 april 2024

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  • spullen controle 
  • Leerdoelen
  • Uitleg 
  • Afsluiten 
  • Huiswerk volgende les noteren in agenda 
Wat gaan we deze les doen?

Slide 2 - Slide

Thema 5. Erfelijkheid en evolutie
BS 3. Variatie in genotypen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:

  • Je kunt omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 4 - Slide

heeft een lichaamscel van een mens 46 chromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 6 - Quiz

Wat is een gen?
A
De informatie voor alle erfelijke eigenschappen
B
Alle zichtbare eigenschappen
C
Een deel van een chromosoom met informatie voor één eigenschap.
D
Een chromosoom in de celkern met erfelijke informatie.

Slide 7 - Quiz

verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

John heeft veel getraind. Zijn spieren zijn dikker geworden. Wat is er bij John veranderd?
A
alleen zijn fenotype
B
alleen zijn genotype
C
zowel zijn genotype als fenotype

Slide 9 - Quiz

Hugo en Kevin hebben een discussie over erfelijke informatie. Hugo zegt: "je genotype verandert als je ouder wordt"
Kevin zegt: "de info voor je oogkleur bevindt zich alleen in de cellen van je oog".
Wie heeft of wie hebben gelijk?
A
alleen Hugo heeft gelijk
B
Alleen Kevin heeft gelijk
C
Hugo en Kevin hebben geen van beiden gelijk.
D
Hugo en Kevin hebben allebei gelijk

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Genenpaar
De twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. 
De informatie van de twee genen kan verschillen of hetzelfde zijn.



Slide 12 - Slide

Variatie 
Kinderen krijgen van elke erfelijke eigenschap 1 keer de informatie van hun moeder en 1 keer de informatie van hun vader.

Soms is de eigenschap van de moeder te zien en soms die van de vader. Je kunt dan de kleur ogen van je moeder hebben en de kleur haar van je vader.

Hierdoor lijken kinderen op hun moeder en hun vader.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Variatie in genotypen
Kinderen van dezelfde ouders lijken soms op elkaar, maar ze hebben ook verschillen.
Ieder mens heeft een andere combinatie van erfelijke informatie. 
Hierdoor is geen mens precies gelijk.

Dit noem je variatie in genotypen. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen.

Slide 15 - Slide

Mutatie
Chromosomen bestaan uit DNA. Het DNA kan beschadigd raken, bijvoorbeeld bij de celdeling of door straling. Daardoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap.

Zo'n plotselinge verandering van het genotype heet een mutatie. Bij een mutatie zijn 1 of meer genen gemuteerd (veranderd).

Slide 16 - Slide

Mutant
Een organisme waarbij een mutatie tot uiting komt in het fenotype, noem je een mutant.

Een voorbeeld van een mutant is een albino. Bij een albino is het lichaam niet in staat om pigment (kleurstof) te vormen. Daardoor zijn de haren en de huid erg bleek. Albino's komen zowel bij mensen als bij dieren voor.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Mutagene invloeden
Straling en chemische stoffen zijn voorbeelden van mutagene invloeden.

Mutageen betekent dat het een mutatie kan veroorzaken.

Slide 19 - Slide

Kanker
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. Hierdoor kan een cel zich ongeremd gaan delen. Er ontstaat dan een gezwel of tumor.

Sommige tumoren groeien langzaam en zijn niet ernstig. Maar er zijn ook tumoren waarbij de cellen zich snel delen en de tumor hard groeit. Dit heet kanker.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Uitzaaiing
Cellen van de tumor kunnen terechtkomen in het bloed.
Deze cellen worden meegevoerd en komen in andere lichaamsdelen terecht.
Daar ontstaan dan weer nieuwe tumoren.
Dit heet uitzaaiing.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Kanker
Mutagene invloeden kunnen ook kankerverwekkend zijn.

Teveel uv-straling van de zon op de huid bijvoorbeeld vergroot de kans op huidkanker.
Stoffen in sigarettenrook vergroten de kans op longkanker.

Slide 24 - Slide

Aantekeningen
Variatie in genotypen = een nakomeling heeft een ander genotype dan de ouders door geslachtelijke voortplanting
Mutatie = plotselinge verandering van het genotype door een beschadiging in het chromosoom
Mutant  = organisme waarbij een mutatie zichtbaar is in het fenotype
Tumor = gezwel waarin cellen zich ongeremd delen
Albino = mutant waarbij het lichaam niet in staat is pigment te vormen
Gemuteerd = een of meerdere genen zijn veranderd
Mutagene invloeden = stoffen en stralingen die mutaties kunnen veroorzaken
Kanker = cellen delen zich snel, zodat een tumor hard groeit
Uitzaaiing = cellen van de tumor komen in het bloed terecht en vormen in andere organen nieuwe tumoren

Slide 25 - Slide

VRAGEN??

Slide 26 - Slide

Nu maken:
5.3 Variatie in genotypen: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1, 2, 4 en 6 t/m 8 maken
(vanaf blz. 99)

Slide 27 - Slide

Huiswerk:
Volgende week so 5.1 tm 5.3 (duurt 20 minuten)
Boek en schrift meenemen (we starten na de so met 6.1)

Slide 28 - Slide