What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Return to search
2.6
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Aardrijkskunde
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Lesson duration is:
70 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
WELKOM
3 Kader
Welkom
Slide 2 - Slide
Lesplanning
Opstarten
05 min
Herhaling paragraaf 2.5
10 min
Zelfstandig lezen paragraaf
05 min
Uitleg paragraaf 2.6
15 min
Paragraaf 2.6 maken
20 min
2.6 bespreken met LessonUp
10 min
Slide 3 - Slide
1. Bekijk bron 32.
Wat is juist over de bevolkingsontwikkeling in Nederland in 2015?
A
De natuurlijke bevolkingsgroei was groter dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam af.
B
De natuurlijke bevolkingsgroei was groter dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam toe.
C
De natuurlijke bevolkingsgroei was kleiner dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam af.
D
De natuurlijke bevolkingsgroei was kleiner dan de sociale bevolkingsgroei. De totale bevolking nam toe.
Slide 4 - Quiz
Klik op de afbeelding om te zoomen.
In is de afbeelding is de natuurlijke bevolkingsontwikkeling van Duitsland
weergegeven.
Twee uitspraken:
Uitspraak 1:
na 1950 kende de Duitse bevolking eerst een
sterfteoverschot
en daarna een
geboorteoverschot.
Uitspraak 2:
het sterfteoverschot neemt toe door de vergrijzing van de
Duitse bevolking.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 5 - Quiz
Wat is vergrijzing? en
Geef twee oorzaken van vergrijzing.
Slide 6 - Open question
vergrijzing heeft ontgroening tot gevolg. Leg dit ut
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Hoofdstuk 2:
Bevolking en ruimte
§2.6 Bevolkings-spreiding in Nederland en Duitsland
Slide 9 - Slide
Lesdoelen van deze les
Je kunt de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 beschrijven en verklaren
Je kunt verklaren waarom de bevolkingsspreiding in Nederland en Duitsland vanaf 1950 verschillend ontwikkelde
Je kunt verklaren waarom in stedelijke gebieden meer voorzieningen zijn dan in landelijke gebieden
Slide 10 - Slide
Lees 2.6 in stilte door
timer
6:00
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Bevolkingsspreiding
De manier waarop de bevolking over een bepaald gebied is verdeeld.
Waar wonen de meeste mensen?
Welke conclusie kan je trekken?
Slide 13 - Slide
In welk deel van Nederland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?
A
noorden
B
oosten
C
westen
D
zuiden
Slide 14 - Quiz
Bevolkingsdichtheid
Gemiddeld aantal mensen per KM2.
Hoe bereken je dat?
Slide 15 - Slide
In welk deel van Duitsland is de bevolkingsdichtheid het hoogst?
A
noorden
B
oosten
C
westen
D
zuiden
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Verzorgingsgebied
Verzorgingsgebied
= het gebied waar mensen vandaan komen om van een voorziening gebruik te maken
Het verzorgingsgebied van een stad is groter dan dat van een dorp.
Slide 19 - Slide
Drempelwaarde
Reikwijdte
= maximale afstand die klanten willen afleggen voor een voorziening
Drempelwaarde
= minimum aantal klanten dat een voorziening nodig heeft.
Door bevolkingskrimp verdwijnen voorzieningen met een lage drempelwaarde van het platteland.
Lage drempelwaarde
bakker
buurtsuper
basisschool
Hoge drempelwaarde
museum
ziekenhuis
concertzaal
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Welke voorziening heeft de grootste drempelwaarde?
A
De lokale supermarkt
B
De bioscoop
C
De Johan Cruijff ArenA
D
De Primark
Slide 23 - Quiz
De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts
A
Juist
B
Onjuist
Slide 24 - Quiz
Welke voorzieningen kunnen de drempelwaarde in een dorp wel halen?
A
bakker
B
ziekenhuis
C
juwelier
D
frietzaak
Slide 25 - Quiz
Aan het werk
Lees § 2.6 door!
Check eerst of je alles begrijpt!
Maak §2.6 helemaal
Slide 26 - Slide
de maximale afstand die mensen willen afleggen om gebruik te maken van een voorziening noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte
Slide 27 - Quiz
Het minimale aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte
Slide 28 - Quiz
Het gebied waar de klanten vandaan komen noem je
A
verzorgingsgebied
B
reikwijdte
C
drempelwaarde
Slide 29 - Quiz
Hoe druk je bevolkingsdichtheid uit?
A
m3
B
km2
C
dm2
D
km
Slide 30 - Quiz
Bereken de bevolkingsdichtheid.
Noteer ook de berekening!
Slide 31 - Open question
Welke voorziening heeft de grootste drempelwaarde?
A
De lokale supermarkt
B
De bioscoop
C
De Kuip
D
De Primark
Slide 32 - Quiz
De drempelwaarde van een tandarts is hoger dan een huisarts
A
Juist
B
Onjuist
Slide 33 - Quiz
Welke voorzieningen kunnen de drempelwaarde in een dorp wel halen?
A
bakker
B
ziekenhuis
C
juwelier
D
frietzaak
Slide 34 - Quiz
de maximale afstand die mensen willen afleggen om gebruik te maken van een voorziening noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte
Slide 35 - Quiz
Het minimale aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan noem je...
A
verzorgingsgebied
B
drempelwaarde
C
reikwijdte
Slide 36 - Quiz
Het gebied waar de klanten vandaan komen noem je
A
verzorgingsgebied
B
reikwijdte
C
drempelwaarde
Slide 37 - Quiz