LMC Voortgezet Onderwijs

112 Daar red je levens mee!

112 Daar red je levens mee!
1 / 23
next
Slide 1: Slide
VeiligheidBurgerschapskunde+1BasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Introduction

Je ontdekt brand en belt het alarmnummer 112. Wat gebeurt er dan? In deze les ontdek je niet alleen wat er gevaarlijk is waardoor er brand kan ontstaan, maar ook hoe je de brand snel kunt ontdekken en wat je dan moet doen. Het alarmnummer 112 komt in deze les wat uitgebreider aan bod. De les heeft luister-, doe-, praat-, sleep-, en quizopdrachten en is daarmee afwisselend en interactief.

Instructions

Voorbereiding:
Deze docentenhandleiding geeft een uitgebreide toelichting op de les- en leerstof en lesideeën. Handig om van te voren door te nemen.

Downloaden:
Download voorafgaand aan de les de werkbladen om tijdens de les te maken en/of om mee naar huis te geven.
Download de scenario's om met elkaar te oefenen.

Items in this lesson

112 Daar red je levens mee!

Slide 1 - Slide

Als er brand is in jouw huis ga je zo snel mogelijk, samen met je huisgenoten naar een veilige plek buiten. Daar bel je 112.

Op deze foto zie je één van de centralisten van de 112 alarmcentrale. Dit is Mariska. Zij zal de telefoon opnemen en je allerlei vragen stellen zodat je zo snel mogelijk de juiste hulp krijgt.
Na deze les...
  • Weet je veel over 112
  • Weet je het verschil tussen vuur en brand
  • Herken je gevaren in huis
  • Weet je veel over rookmelders
  • Weet je wat in een vluchtplan staat

Slide 2 - Slide

In deze les gaan we onder andere met elkaar dieper in op:
  • Het alarmnummer 112. Ook gaan we in op het verschil tussen vuur en brand.
  • We ontdekken gevaren in huis.
  • We leren waarom rookmelders onmisbaar zijn.  
  • En hoe we onszelf, met een vluchtplan, goed kunnen voorbereiden op een eventuele brand thuis.

Slide 3 - Video

Video
Wat gebeurt er als je de brandweer belt? Bekijk de video als introductie van de les.

Vraag aan de leerlingen wat ze hebben onthouden van de video:
In de video hebben we gezien dat:
  • Je bij brand zo snel mogelijk naar een veilige plek buiten gaat en daar het alarmnummer belt. 
  • In het telefoongesprek met de centralist van de meldkamer vertel je van wie je hulp nodig hebt, waar de plaats is waar de hulp nodig is, wat er is gebeurd, waarom er met spoed hulp moet komen, (gewonden/gevaar/brand). En zorg dat je aan de lijn blijft wachten tot de centralist alle vragen heeft gesteld.
Devices
Als je gebruik maakt van devices in de klas, activeer de knop "devices". Er verschijnt een code. De leerlingen kunnen vanaf hun tablet naar de lessonup.app gaan of gebruik maken van de QR code om de getoonde code en hun voornaam in te voeren.
Als iedereen is ingelogd, gaan we verder naar de volgende slide.

QUIZ: Wat weet jij van 112?

Slide 4 - Slide

Quiz
Vanaf een veilige plek bel je het alarmnummer 112. Maar wat weet jij van het alarmnummer 112?

Zo werkt een quizvraag:
De leerlingen kunnen de quizvraag invullen terwijl de vraag wordt gesteld.
Als alle leerlingen het antwoord hebben gegeven kun je met de button 'volgende' de ingevulde antwoorden zien.
Druk je nog een keer op 'volgende' dan komt het juiste antwoord in beeld.
Als je voor de grap naar 112 belt, dan...
A
Kunnen mensen die echt hulp nodig hebben de centralist niet bereiken
B
Zal de centralist heel hard lachen
C
Gebeurt er niets

Slide 5 - Quiz

Quizvraag:
Als je voor de grap naar 112 belt, dan..
Antwoord: A
Als je voor de grap belt houd je de lijn bezet. Iemand die met spoed hulp nodig heeft, kan de hulpdiensten niet bereiken.
Als je een valse melding doet rijden de hulpdiensten voor niets de verkeerde kant op. Iemand die écht snel hulp nodig heeft, moet dan langer wachten op een andere auto die van verder weg moet komen. De hulp kan dan net te laat zijn.

Wie mag er naar het alarmnummer 112 bellen?
A
Alleen volwassenen
B
Alleen een dokter
C
Iedereen die dringend hulp nodig heeft

Slide 6 - Quiz

Quizvraag:
Wie mag er naar het alarmnummer 112 bellen?
Antwoord: C
Iedereen die dringend hulp nodig heeft mag 112 bellen. Dus ook als je jong bent. Met je mobieltje kun je altijd 112 bellen. Ook als je de beveiligingscode van een toestel niet weet of als je beltegoed op is.

Je bent op vakantie in Frankrijk. Er is iemand gewond geraakt.
Wat doe je?
A
Je belt naar je ouders om hulp te vragen
B
Je belt naar het noodnummer 112
C
Je doet alsof je de gewonde persoon niet ziet

Slide 7 - Quiz

Quizvraag:
Je bent op vakantie in Frankrijk. Er is iemand gewond geraakt. Wat doe je?
Antwoord: B
Voordat je op vakantie gaat is het goed om te kijken wat op je vakantieadres het noodnummer is. Voor Frankrijk is dat ook 112, maar in een ander land kan het een ander nummer zijn.

Wat moet je zeker vertellen als je naar het noodnummer 112 belt?
A
Waar je bent
B
Wat er is gebeurd
C
Wie je bent
D
Alle drie

Slide 8 - Quiz

Quizvraag:
Wat moet je zeker vertellen als je naar het noodnummer 112 belt?
Antwoord: D
Zodra de centralist weet waar je bent, kan de dichtstbijzijnde hulpdienst worden gewaarschuwd. 
Tegenwoordig kun je ook de 112 app op je telefoon downloaden. Als je via deze app de melding doet, kan de centralist direct zien waar je staat en hebben ze ook jouw persoonlijke gegevens.

Beantwoord de vragen van de centralist. Dit geven zij door aan de hulpdiensten, dan kunnen ze onderweg naar jou toe al een plan maken hoe ze kunnen helpen.
 

Wanneer mag je ophangen als je belt naar 112?
A
Als de centralist zegt dat je mag ophangen
B
Je mag ophangen wanneer je dat wilt
C
Je mag ophangen zodra je het adres hebt gegeven

Slide 9 - Quiz


Quizvraag:
Wanneer mag je ophangen als je belt naar 112?
Antwoord: A
Blijf aan de lijn totdat de centralist zegt dat je mag ophangen. De centralist kan nog wat vragen voor je hebben en/of je helpen.

Oefenen
  • Wie ben je en van wie heb je hulp nodig? (brandweer, ambulance, politie)

  • Waar is het noodgeval? (waar ben je: provincie, plaats, straat, huisnummer)

  • Wat is er gebeurd?

  • Waarom is het een noodgeval? (is iemand gewond of in levensgevaar?)

  • Wacht tot alle vragen gesteld zijn.

Slide 10 - Slide

112 bel je niet voor de lol. Maar het is wel goed om met elkaar te oefenen.

Oefen de eerste melding klassikaal.
Daarna in groepjes van 2:

Er is steeds 1 centralist die de vragen stelt (de W vragen: wie, waar, wat, waarom, wacht) en 1 persoon die de 112 melding doet.

Voorbeeld scenario’s: (hiervoor kun je de kaartjes downloaden)

  • Melding brand in huis: iedereen is veilig buiten (brandweer).
  • Melding inbreker bij de buren (politie).
  • Melding ongeval met gewonden voor het huis (ambulance, politie en brandweer).

Stellingen over brand

WEL  WAAR
NIET WAAR
Brand begint altijd met vuur.
Het nummer van de brandweer is 123.
Het is goed om bij rook laag bij de grond te blijven.
Als je slaapt ruik je geen rook.
Met de binnendeuren dicht, zorg je ervoor dat de rook zich niet zo snel door het huis verspreidt.
Het is verplicht om goed werkende rookmelders aan het plafond op iedere verdieping te hebben.

Slide 11 - Drag question

Vertel:
Je weet nu wat je moet doen bij brand in huis. Zo snel mogelijk met je huisgenoten naar een veilige plek buiten gaan en dan 112 bellen. 

Vraag:
Maar wat weet jij van deze stellingen? Is dit waar of niet waar?

Sleepvraag:
Activeer de knop "start sleepvraag". De leerlingen slepen de stellingen naar het vak van hun keuze. Geef na enige tijd aan dat je de mogelijkheid om in te voeren gaat sluiten. Dat doe je met de knop "sluit invoer".
Activeer de knop: "Toon antwoord".

Bespreek de antwoorden klassikaal.

Optioneel: Je kunt het "resultaat" van de klas bekijken en bespreken, maar dit heeft geen meerwaarde en kan worden overgeslagen.

Wel waar:
  • Met de binnendeuren dicht zorg je ervoor dat de rook zich niet zo snel door je huis verspreidt. Met deuren open verspreidt de rook en het vuur zich razendsnel door je huis. Er is genoeg zuurstof voor de brand om snel groter te worden. Daardoor wordt het vuur steeds heter en komt er meer rook. Soms heb je niet eens 3 minuten de tijd om veilig buiten te komen. Met de binnendeuren dicht krijgt de brand minder zuurstof en kan de rook zich niet zo snel verspreiden. In dat geval heb je soms wel 10 minuten om jezelf en je huisgenoten op tijd in veiligheid te brengen.
  • Bij rook blijf je laag bij de grond. Door de warmte stijgt de rook omhoog. Laag bij de grond is de temperatuur het laagst en heb je het meeste zicht.
  • Hang een rookmelder in ieder geval op iedere verdieping. Bij voorkeur in de vluchtroute.  De vluchtroute is daar waar je langs moet om veilig naar buiten te komen.  
  • Als je slaapt ruik je niets, dus ook geen rook. Overdag ontdek je een brand vrij snel. Je kunt het vuur en de rook zien, je hoort het knetteren, je voelt de warmte en je ruikt het. Maar als je slaapt, dan slaapt je neus ook. In je slaap kun je een brand eigenlijk alleen maar ontdekken als je rookmelders hebt.
Niet waar:
  • Het nummer 123 is niet het alarmnummer van de brandweer. Het alarmnummer van brandweer, ambulance en politie is 112.
  • Een brand begint niet altijd met vuur. Door opwarming kan een voorwerp zo warm worden dat er vuur ontstaat. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hooibroei, of een kabelhaspel die niet is uitgerold tijdens gebruik.

Slide 12 - Slide

Herken de gevaren:
Antwoorden:
  • Het  strijkijzer staat nog aan en ligt onbeheerd op de theedoek. De doek wordt zo heet dat er brand kan komen.
  • De snoeren van de elektrische apparaten liggen kris kras door de kamer. Struikelgevaar.
  • De pan staat onbeheerd op het vuur. Als je even niet oplet, kan het vet te heet worden en ontstaat brand.
  • Een fles spiritus staat op het aanrecht. Dit is een brandbare vloeistof. Dat herken je aan het etiket op de fles. De fles is open. De vloeistof verdampt snel en is zeer brandbaar. Zo dicht bij het brandende fornuis is erg brandgevaarlijk.
  • De sokken liggen te drogen op de kachel. Dit levert brandgevaar op. Leg nooit kleding op of dichtbij voorwerpen die heel warm zijn, zoals de open haard, een pelletkachel of een elektrische straalkachel.
  • Er staat een kaars op het plankje. De kat kan hierop springen. Als de kaars valt en op de bank of op de grond komt, ontstaat brand. Ook staat deze kaars te dicht bij de plant.
  • De telefoon wordt opgeladen op een kussen. Het toestel en het kussen worden warm. Daardoor kan brand ontstaan.
  • De keukenrol en het doekje zijn heel dicht bij het fornuis/kooktoestel. Hierdoor kunnen deze spullen in brand gaan.
  • Er zijn veel apparaten die stroom nodig hebben. Deze zijn allemaal aangesloten op stekkerdozen. Ook zijn meerdere stekkerdozen aan elkaar gekoppeld. Deze kunnen overbelast raken. Ze worden warm en kunnen in brand gaan.
  • Het snoer van het kacheltje is beschadigd. Gebruik deze kachel niet meer.
  • De laptop wordt opgeladen met een snoer die erg strak staat. De kabel kan daardoor beschadigd raken.
  • Het koffiezetapparaat staat te dicht bij de rand. Het snoer hangt naar beneden. Een klein kind kan dit makkelijk van het aanrecht trekken. Kans op brandwonden.
Oorzaken van brand 

Slide 13 - Slide

Koken:
  • Niemand aanwezig bij eten koken. 
  • De Keukenrol, het doekje en de fles met brandbare vloeistof staan te dicht bij het kooktoestel.
Stoken
  • Brandbare materialen op het kacheltje. 
  • Het snoer van het kacheltje is kapot. 
Elektriciteit
  • Onveilig gebruik van stekkerdozen door ze aan elkaar te koppelen. 
  • Strak gespannen snoer laptop: kans op kabelbreuk.
Opladen van apparaten: 
  • De telefoon wordt opgeladen tussen de kussens waardoor de warmte niet weg kan. 
Spelen met vuur: 
  • Het kind speelt met de kaars
  • De kat speelt bij de kaars en de plant. 
Gebruik apparaten: 
  • Het strijkijzer is op de kleding blijven staan.
Struikelgevaar:
  • Er liggen veel snoeren over de vloer. 

Slide 14 - Slide

Een expert uit het stenen tijdperk laat zien hoe je vuur kunt maken.

Bekijk de video.


Slide 15 - Slide

Vertel:
Om vuur te krijgen heb je drie dingen nodig.

Weet jij welke drie dingen?
Klik op oog icoon om de 3 elementen zichtbaar te maken.
  1. Iets dat wil branden, noemen we een brandstof. Bijvoorbeeld: mos, papier, gas.
  2. Zuurstof, zit in de lucht en is overal om je heen.
  3. Warmte. De temperatuur moet omhoog. In het filmpje zagen we dat door wrijving de temperatuur omhoog gaat.
Deze 3 elementen bij elkaar noemen we een branddriehoek.
 
Experiment:
Nodig: 
  • waxinelichtje (klein kaarsje/theelichtje);
  • glazen potje met metalen deksel;
  • een lange aansteker.
Stappen:
  • Zet het waxinelichtje op het metalen dekseltje.
  • Steek het waxinelichtje aan.
  • Als het kaarsje goed brandt, zet dan het glazen potje op de kop over het brandende kaarsje.
Wat gebeurt er? 
Antwoord: Het kaarsje gaat uit.

Waarom? 
Antwoord: Het vuur heeft geen zuurstof meer. 

Als je één van de zijdes van de driehoek weghaalt, gaat vuur uit. 
Je kunt vuur dus doven door:
  • De zuurstof weg te halen. Bijvoorbeeld met de deksel van de pan, zand of een blusdeken.
  • De temperatuur naar beneden brengen door te blussen met water.
  • De brandstof weghalen door bijvoorbeeld de gaskraan te sluiten.
StelJe ontdekt de vlam in de pan. Wat doe je dan?
Antwoord: 
  • Je roept er een volwassene bij.
  • Je pakt een goed passende deksel en legt deze voorzichtig op de pan (bescherm jezelf tegen het hete vuur achter de deksel door deze van je af te schuiven over de pan).
  • Draai de warmtebron (kooktoestel zoals het gas of de elektra)uit.
  • Zet de afzuigkap uit.
  • Laat de pan staan totdat die helemaal is afgekoeld.
  • Bel voor de zekerheid 112. Met een warmtebeeldcamera kan de brandweer zien of het vuur via de afzuigkap zich verspreidt.

Vraag:
 
Welke zijde van de branddriehoek heb je weggehaald bij de vlam in de pan?
Antwoord: 
Zuurstof.

Vraag: Wat moet je nooit doen bij de vlam in de pan? 
Antwoord: 
Water op het vuur gooien. Water en vet samen geeft een enorme grote steekvlam.
Ga ook nooit met de brandende pan lopen. Laat de pan staan totdat die helemaal is afgekoeld.

Wat is het verschil tussen vuur en brand?

Slide 16 - Slide

Vraag:
Wat is het verschil tussen vuur en brand?

Antwoord: 
Vuur is handig en gewenst. Je wilt het graag. Bijvoorbeeld om te koken, verwarmen, licht en gezelligheid. 

Maar als het vuur uit de hand loopt, dan is er brand. Het vlammetje van een kaarsje is handig en gewenst. Als het kaarsje omvalt en het kleedje verwarmt waardoor het vlam vat, ontstaat er brand. Dat is niet gewenst.

Wat is het verschil?

Slide 17 - Slide

Vertel:
In de zoekplaat (slide 12) heb je gezien dat de kans op het ontstaan van brand best groot is. Je hebt geen vuur nodig om brand te krijgen. Als de temperatuur hoog genoeg is, kan er brand ontstaan. En dan is het goed dat je de brand snel ontdekt.

Je ziet hier twee huizen. Ze lijken gelijk. Maar toch zit er een verschil tussen. 

Zien jullie wat het verschil is?
  • In het linker huis hangen de rookmelders in de vluchtroute. 
Dat is de ruimte waar meerdere deuren op uitkomen en waardoor je moet vluchten bij brand. Dit is ook de route waar jij altijd langs gaat om naar één van de ruimten te gaan. Omdat je daar altijd al langs gaat, zal je ook bij brand daar langs willen gaan om naar een veilige plek te vluchten. Daarom is het goed dat je juist daar rookmelders hebt opgehangen.

  • In het rechterhuis zie je óók rookmelders hangen in andere kamers (zoals in de slaapkamer, de woonkamer en de (bij)keuken). 
Dat zijn de plekken waar de kans op het ontstaan van brand het grootst is. Omdat we daar met brandbare spullen bezig kunnen zijn. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het opladen van je telefoon of een warme leeslamp bij je bed. 

Als je overal rookmelders hangt is dat het meest veilig. Je ontdekt een brand supersnel en je kunt op tijd veilig buiten komen.

Weet je waarom er in de badkamer geen rookmelder hangt?
Als je warm doucht, ontstaat er stoom. Als er stoom in de rookmelder komt, gaat die in alarm. Dat is een valse melding.

Als je in de keuken een rookmelder direct boven het kooktoestel hangt, dan is de kans groot dat deze rookmelder tijdens het eten koken in alarm gaat. Dat is natuurlijk niet de bedoeling. Hang in de keuken de rookmelder niet te dicht bij het kooktoestel.

Slide 18 - Video

We gaan nu kijken naar een animatie.

In deze animatie zie je waarom niet alleen rookmelders belangrijk zijn, maar ook dichte deuren in huis. 

Slide 19 - Slide

Bespreek:
Als de rookmelder in alarm gaat (gaat piepen) moet je zo snel mogelijk naar buiten.
Daarom is het goed dat je van te voren met elkaar afspraken maakt. Dat noem je een vluchtplan.

Maak een vluchtplan
Een vluchtplan bestaat uit afspraken die je met elkaar maakt voor het moment dat er brand zou uitbreken bij jou in huis.

Daar kun je vooraf in alle rust met elkaar over praten. 

Als je het vluchtplan met elkaar gaat oefenen, kun je kijken of alle afspraken goed werken. Je bent dan allemaal goed voorbereid op een eventuele brand bij jou thuis.

Wat spreek je af in een vluchtplan?
Daar gaan we dieper op in met de volgende slide.
Wat spreek je af in een vluchtplan? 
Wie helpt wie
Waar ga je langs
Wie gaat de kat zoeken
Dat je de binnendeuren dicht houdt
Waar je buiten afspreekt
Waar de sleutels liggen
Wie de foto's meeneemt
WEL
NIET

Slide 20 - Drag question

Sleepopdracht:
Samen met je huisgenoten bespreek je een vluchtplan.
Welke onderwerpen zijn belangrijk in het vluchtplan?

Sleep de onderwerpen naar het juiste vak.

Dit zet je in een vluchtplan:
  • Wie helpt wie? Niet iedereen kan zichzelf op tijd redden. Dus help elkaar.
  • Waar ga je langs? Als je niet via de normale weg meer kunt vluchten, waar kun je dan langs? Is er een balkon? Of via het raam?
  • Dat je de binnendeuren dichthoudt. Met de deuren dicht kan de giftige rook zich niet zo snel door het huis verspreiden. Je hebt dan meer tijd om te vluchten.
  • Waar je buiten afspreekt. Dan weet je zeker of je allemaal op tijd buiten bent. Ook als jij via de voordeur en je ouders via de achterdeur naar buiten zijn gegaan.
  • Waar de sleutels liggen. Want als je snel moet vluchten, dan moet je niet zoeken naar de sleutels. Hang de sleutels altijd dicht bij de deur. Op een vaste plek.
Dit zet je NIET in een vluchtplan:
  • Wie de kat gaat zoeken. Katten verstoppen zich soms. Als je hem moet zoeken dan kost dat tijd. Het is belangrijker om zelf veilig op tijd buiten te zijn. Maar als je de huisdieren mee kunt nemen op je weg naar buiten, doe je dat natuurlijk wel.
  • Wie de foto's meeneemt. Ook dat kost heel veel tijd. Dus neem ze niet mee.
Om ervoor te zorgen dat je goed bent voorbereid, let je er met elkaar op dat:
  • Er géén spullen liggen in de route waar je langs moet vluchten om veilig buiten te komen (geen spullen op de trap of in de gang).
  • De rookmelders goed werken (testen en schoonhouden).
  • De binnendeuren dicht zijn (minder verspreiding van rook en brand).
  • Het vluchtplan regelmatig geoefend wordt.

Je ontdekt brand. Wat doe je? 
Sleep de plaatjes in de juiste volgorde.

Slide 21 - Drag question

Sleepopdracht:
Je ontdekt brand. Wat doe je? 
Deze plaatjes staan niet in de juiste volgorde. 
Sleep de plaatjes naar de juiste plek.

Activeer de knop "start sleepvraag". De leerlingen slepen de plaatjes naar het vak van hun keuze om de juiste volgorde in beeld te brengen. Geef na enige tijd aan dat je het invoeren gaat sluiten. Dat doe je met de knop "sluit invoer".
Activeer de knop: "Toon antwoord".

Bespreek de antwoorden klassikaal.
  1. Je ontdekt brand.
  2. Waarschuw je huisgenoten die in dezelfde ruimte zijn.
  3. Kruip onder de rook door en ga de brandende ruimte uit.
  4. Doe de deur achter je dicht en ga naar buiten.
  5. Buiten bel je 112.
  6. Wacht op de brandweer en geef de huissleutel.
Wat vind jij belangrijk om thuis te vertellen vanuit deze les?

Slide 22 - Open question

In deze les hebben we de volgende onderwerpen behandeld:
  • Noodnummer 112.
  • Gevaren in huis.
  • Het verschil tussen vuur en brand.
  • Rookmelders.
  • Goed voorbereid met een vluchtplan.
Open vraag:
We zijn hier op  school mee aan de slag gegaan. En nu is het aan jullie om thuis te vertellen wat je hebt geleerd en om te checken hoe veilig je woont en leeft.

Vul in wat jij belangrijk vindt om thuis te vertellen.
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Met deze poll zie je hoe de leerlingen deze les hebben ervaren.
Vraag ook naar tips om deze les eventueel te verbeteren.

Tips voor het aanpassen of verbeteren van de les kunnen worden gemaild naar:
brandweeropschool@brandweer.nl.