LMC Voortgezet Onderwijs

§11.4 - Je lijkt op

Hoofdstuk 11 Voortplanting

§11.4 - Je lijkt op...

1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 Voortplanting

§11.4 - Je lijkt op...

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Programma
  • Welkom
  • Weektaak
  • Terugblik
  • Leerdoelen

  • Uitleg 
  • Aan de slag

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Weektaak
§11.4, inclusief 'toepassen'

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Terugblik hd 11
11.1 Man en vrouw
Je hebt geleerd hoe voortplantingsorganen gebouwd zijn en hoe de menstruatiecyclus gaat.


11.2 Bevruchting
Je hebt geleerd hoe een zaadcel een eicel bevrucht en met welke voorbehoedsmiddelen je een zwangerschap voorkomt.


11.3 Zwangerschap
Je hebt geleerd hoe bij een zwangerschap het kindje groeit en hoe het wordt geboren.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (1)
  • Je kunt uitleggen wat chromosomen zijn.
  • Je kunt benoemen hoeveel chromosomen een menselijke cel bevat, 
  • Je kunt uitleggen dat een eicel en zaadcel de helft daarvan bevatten.
  • Je kunt uitleggen hoe chromosomen het geslacht bepalen.
  • Je kunt uitleggen hoe een zaadcel het geslacht bepaalt.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen (2)
 1. Je kunt uitleggen dat eigenschappen die vastliggen op je chromosomen erfelijk zijn.
2. Je kan uitleggen wat een aangeboren afwijking is en waardoor het veroorzaakt wordt.
3. Je kan benoemen op welke wijzen een arts de chromosomen van een ongeboren kind kan onderzoeken: vruchtwaterpunctie en vlokkentest
4. Je kunt uitleggen wat een gen en een allel is.
5. Je kunt uitleggen wat het genotype en fenotype is.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions


Wat zie je hier?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat weten jullie al van DNA?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Jouw bouwbeschrijving

- Staat 'beschreven' in       je chromosomen.

- Chromosomen is een lange sliert DNA.

- Alle chromosomen samen noem je het genoom.




Slide 9 - Slide

Het genoom is als het ware de 'bouwbeschrijving' van je lichaam.
Chromosomen

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Waar bevinden zich chromosomen?
A
Celmembraan
B
Celkern
C
Cytoplasma
D
Vacuole

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Menselijke cel

In een eicel zitten 23 chromosomen.
In een zaadcel zitten 23 chromosomen.

Eicel + zaadcel = een bevruchte cel met 46 chromosomen.

Die bevruchte cel deelt zichzelf op. 

Als de cel zich deelt, deelt hij ook de chromosomen. 
In al jouw cellen zitten daardoor 46 chromosomen, waarin dezelfde bouwbeschrijving' staat. 

(Alleen de zaadcellen en eicellen dus niet.)



Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Waarom lijk je op je ouders?

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

Waarom lijk je dan op je ouders?

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je vader kreeg.

De helft van jouw 'bouwpakket' komt van de 
23 chromosomen die je van je moeder kreeg.




Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel chromosomen heeft een huidcel van een mens?
A
47
B
23
C
46
D
45

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen
C
Hersencellen
D
Hypofyse cellen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


Jongen of meisje
Hier zie je een microscoopfoto 
van de chromosomen van een 
meisje en die van een jongen. 

Elk heeft 46 chromosomen. 

Die kun je in paren sorteren op lengte.





Slide 17 - Slide

This item has no instructions


Jongen of meisje
Elk paar chromosomen is even lang;
 behalve het 23ste paar van een man.
Hij heeft een X- en een Y-chromosoom.


23ste paar chromosomen bij vrouw wél even lang.
Zij heeft twee X-chromosomen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Geslachtschromosomen
Dat 23ste paar bepaalt dus of je, lichamelijk gezien,
een man (XY) of een vrouw (XX) bent.
   

Ze heten daarom je geslachtschromosomen.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Alle eicellen hebben dus een x-chromosoom.

De helft van de zaadcellen hebben een X-chromosoom.
De helft van de zaadcellen hebben een Y-chromosoom.


Jongen of meisje

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De zaadcel van de vader bepaalt of de baby een jongen of een meisje wordt
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer een eicel(X) bevrucht wordt door een zaadcel(Y), ontstaat een een bevruchte cel met
een X- en een Y-chromosoom: (XY).

Tot welk geslacht zal deze bevruchte cel uitgroeien?
A
Een meisje
B
Een jongen
C
Dat is niet te zeggen
D
Dat is allebei mogelijk

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een chromosoom?

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

Een spermacel van een stier bevat 30 chromosomen. Hoeveel chromosomen bevat een uiercel van een koe?

Slide 24 - Open question

This item has no instructions

Waarom bepaalt een eicel niet het geslacht?

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wie heeft er bijvoorbeeld een broer/zus die een andere oogkleur/haarkeur heeft?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Hoe kan dit?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Erfelijkheid
Op je chromosomen liggen bepaalde eigenschappen (oogkleur)

Deze eigenschappen kun je 'overerven' van je ouders

Je krijgt dus 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je moeder en 23 chromosomen met daarop bepaalde eigenschappen van je vader


Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Aangeboren aandoeningen
  • Aangeboren aandoening: een aandoening of ziekte waarmee je geboren wordt. 
  • Erfelijke aandoening: Fout in de chromosomen geërfd van een van de ouders. 
  • Voorbeeld Syndroom van Down:  zij hebben 1 chromosoom extra in hun cellen.



Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Chromosomen onderzoeken bij ongeboren baby's :
Vruchtwaterpunctie
De arts zuigt wat vruchtwater uit de baarmoeder op, in dit vruchtwater zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.
Vlokkentest
De arts zuigt cellen uit de placenta, hierin zitten ook cellen van de foetus, die vervolgens onderzocht kunnen worden.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Gen en allel
 ✔Chromosomen bestaan uit DNA
✔ Een gen is een stukje van een chromosomen dat info geeft over een eigenschap.
✔ Varianten van een gen noem je allelen. Bijv. het gen oogkleur heeft variant (allel) 'blauw' en 'bruin'. 




Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Er bestaat een gen haarkleur. Noem minstens 3 bijbehorende allelen.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Genotype : de info van beide allelen van een gen.

Fenotype : wat je ziet van een eigenschap. 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Je fenotype wordt grotendeels bepaald door je genotype. Wat heeft echter ook invloed op je fenotype
A
Het DNA van je ouders
B
De geslachtschromosomen
C
Je omgeving
D
Je eigen keuzes

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Erfelijke eigenschap
Aanleg 

Koppel de eigenschappen
Kort haar
Bruine ogen
Goed in judo
Niet-erfelijke eigenschap

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

Hoe bepaalt dan een gen je uiterlijk?
Een stuk DNA kan vertaald worden. 

Hierbij ontstaat uiteindelijk een specifiek eiwit. (1 gen codeert voor 1 eiwit)

Dit eiwit regelt vervolgens een klein onderdeel van je uiterlijk

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Opdracht, inleveren via chat
 1. Je kunt uitleggen dat eigenschappen die vastliggen op je chromosomen erfelijk zijn. 

2. Je kan uitleggen wat een aangeboren afwijking is en waardoor het veroorzaakt wordt.

3. Je kan benoemen op welke wijzen een arts de chromosomen van een ongeboren kind kan onderzoeken.

4. Je kunt uitleggen wat een gen en een allel is.

5. Je kunt uitleggen wat het genotype en fenotype is.

Eigenschappen liggen vast op chromosomen. Deze chromosomen erf je van je vader en je moeder. Daardoor erf je automatisch die eigenschappen mee. 
1
Een aangeboren aandoening is een aandoening die je al vanaf je geboort hebt. Het ontstaat door een fout in de chromosomen die je geërfd hebt van een van de ouders. 
2
vruchtwaterpunctie en vlokkentest
3
Een gen is een bepaalde eigenschap. Een allel is een variant op een gen. 
4
Genotype zijn al je erfelijke eigenschappen. Fenotype is hoe het genotype tot uiting komt en wordt ook deels bepaald door de omgeving. 
5

Slide 37 - Slide

This item has no instructions