What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
LMC Voortgezet Onderwijs
‹
Return to search
Startrekenen 1F H6 Breuken
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Rekenen
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
This lesson contains
38 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
5
3
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
5
3
Slide 6 - Slide
Het getal 4 is de ... van de breuk.
5
4
A
Teller
B
Noemer
Slide 7 - Quiz
Het getal 4 is de ... van de breuk.
4
3
A
Teller
B
Noemer
Slide 8 - Quiz
Het getal 2 is de ... van de breuk.
2
1
A
Teller
B
Noemer
Slide 9 - Quiz
Het getal 15 is de ... van de breuk.
1
5
7
A
Teller
B
Noemer
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Alleen de teller wordt bij elkaar opgeteld.
5
2
+
5
1
=
5
3
De noemers zijn gelijk, namelijk 5.
Hier verandert niks aan.
Slide 12 - Slide
4
2
+
4
1
=
6
3
+
6
2
=
2
0
1
2
+
2
0
4
=
8
2
+
8
2
=
4
3
6
5
2
0
1
6
8
4
8
3
4
0
1
6
1
6
4
1
2
5
1
2
3
Slide 13 - Drag question
1
0
8
−
1
0
2
=
2
0
1
5
−
2
0
9
=
1
2
9
−
1
2
2
=
1
6
1
4
−
1
6
6
=
1
0
6
2
0
6
1
2
7
1
6
8
1
0
7
1
6
4
6
7
8
Slide 14 - Drag question
Slide 15 - Slide
2
1
e
n
8
4
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Tip:
Meestal deel je teller en noemer door 2, 3, 4 of 5
Slide 18 - Slide
Vereenvoudig de breuk
4
2
Slide 19 - Open question
Vereenvoudig de breuk
1
2
4
Slide 20 - Open question
Vereenvoudig de breuk
1
5
3
Slide 21 - Open question
Vereenvoudig de breuk
1
2
9
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
6
1
+
2
1
=
6
1
+
2
1
6
1
+
6
3
=
6
1
+
2
1
x 3 = 6
x 3 = 3
Slide 25 - Slide
Maak de breuk gelijknamig
6
1
+
3
1
A
6
1
+
9
2
B
6
1
+
6
1
C
6
1
+
6
2
D
6
1
+
9
1
Slide 26 - Quiz
Maak de breuk gelijknamig
4
2
+
8
1
A
8
4
+
8
1
B
8
3
+
8
1
C
4
2
+
4
1
D
4
2
+
4
2
Slide 27 - Quiz
Maak de breuk gelijknamig
1
0
1
+
5
4
A
5
5
+
5
4
B
1
0
1
+
1
0
4
C
5
1
+
5
4
D
1
0
1
+
1
0
8
Slide 28 - Quiz
Maak de breuk gelijknamig
4
2
+
2
1
A
4
2
+
4
2
B
2
1
+
2
2
C
4
2
+
4
1
D
2
1
+
4
1
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Video
Welke afbeelding past bij de breuk?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 31 - Quiz
Welk deel is hier ingekleurd?
Welke afbeelding past bij de breuk?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 32 - Quiz
Aan jou wordt gevraagd om de breuk te vereenvoudigen?
Wat moet je bij zo'n vraag doen?
A
De noemers van de breuk moeten gelijk gemaakt worden.
B
De breuk moet zo klein mogelijk gemaakt worden.
C
De breuk moet van elkaar afgetrokken worden.
D
De breuk moet bij elkaar opgeteld worden.
Slide 33 - Quiz
Wat is de noemer van een breuk?
A
Het bovenste getal van een breuk.
B
Het antwoord in een som.
C
Het onderste getal van een breuk.
D
De kleinste breuk.
Slide 34 - Quiz
1
5
5
+
1
5
7
=
A
1
5
1
2
B
3
0
1
2
C
1
5
1
1
D
3
0
1
1
Slide 35 - Quiz
1
5
5
+
1
5
7
=
A
1
5
1
2
B
3
0
1
2
C
1
5
1
1
D
3
0
1
1
Slide 36 - Quiz
2
1
+
4
1
=
A
6
2
B
6
3
C
4
2
D
4
3
Slide 37 - Quiz
Aan jou wordt gevraagd om de breuk gelijknamig te maken.
Wat moet je doen bij zo'n vraag?
A
De noemers van de breuk moeten gelijk gemaakt worden.
B
De breuk moet zo klein mogelijk gemaakt worden.
C
De breuk moet van elkaar afgetrokken worden.
D
De breuk moet bij elkaar opgeteld worden.
Slide 38 - Quiz