LMC Voortgezet Onderwijs

Vormgeving en Voorstelling

1 / 23
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1. Wat is het verschil tussen Voorstelling en Vormgeving ?
Om kunst te kunnen analyseren en daarover te vertellen heb je begrippen nodig waarmee je kunstwerken kunt beschrijven.
Je moet kunnen uitleggen wat de voorstelling is:
Wat stelt het kunstwerk voor?
En je moet iets kunnen vertellen over de vormgeving:
Hoe ziet het kunstwerk eruit en hoe is het gemaakt?


Slide 2 - Slide

VOORSTELLING

Slide 3 - Slide

Je kijkt eerst: ís er een voorstelling?
Oftewel: stelt het iets voor?

Slide 4 - Slide

Is er een voorstelling?
Stelt het iets voor?

Slide 5 - Slide

Dan is het 'abstract' of 'non-figuratief'.
In het kunstwerk zijn geen verwijzingen naar de werkelijkheid te vinden. Je kunt niet zien wat het voorstelt. Je kunt dus niet iets vertellen over de voorstelling.

Slide 6 - Slide

Is er een voorstelling?
Stelt het wel iets voor?

Slide 7 - Slide

Dan is het 'figuratief'.
Het heeft een herkenbare voorstelling; 
Je ziet wat het voorstelt. Je kunt dus uitleg geven over voorstellingsaspecten.

Het hoeft geen kopie van de werkelijkheid te zijn.
De werkelijkheid kan ook vereenvoudigd zijn weergegeven.

Slide 8 - Slide

Een figuratieve voorstelling kan op verschillende manieren ontstaan: 
1  Naar de  waarneming


2  Naar de fantasie


De kunstenaar heeft het voorwerp, het landschap of de persoon precies nagemaakt door er voortdurend naar te kijken
Het kunstwerk is uit het hoofd gemaakt met de verbeelding en  de fantasie van de kunstenaar.

Slide 9 - Slide

Binnen de figuratieve kunst heb je een aantal genres.
Genre: een soort kunstwerken met een bepaal onderwerp, 
bijvoorbeeld:


Portret:                             Landschap:                     Stilleven:

Voorstelling van een persoon, vaak alleen het gezicht.
Een kunstwerk met een landschap als onderwerp.
Een meestal geensceneerde 
(in scene gezette) voorstelling van niet levende voorwerpen.

Slide 10 - Slide

Dit schilderij is een zelfportret. Charley Toorop heeft zichzelf 
en face geschilderd, dat betekent recht van voren.
Haar drie kinderen zijn meer van opzij afgebeeld. 
Dit heet a trois quarts (driekwart).
Als je iemand helemaal van de zijkant schildert, dan heet het, 
en profile.

Slide 11 - Slide

Over welke aspecten van de voorstelling kan je nog meer  vertellen:

Houding:



Gebaar:




De lichaamshouding van de afgebeelde personen. Iemand kan bijvoorbeeld staan of zitten en een gespannen of ontspannen houding hebben.
Een beweging van de handen, het hoofd of andere lichaamsdelen. Zij kunnen bijvoorbeeld een emotie versterken of verduidelijken. 

Slide 12 - Slide



Uitdrukking:



Blikrichting:
De gezichtsuitdrukking van de afgebeelde personen, die vaak een emotie laten zien, zoals vrolijk, verdrietig, boos of wanhopig.
De richting waarin de afgebeelde persoon kijkt. Soms kijken meerdere afgebeelde personen in dezelfde richting naar een belangrijk onderwerp in het kunstwerk.

Slide 13 - Slide



Attribuut:




Symbool:


Een voorwerp dat een bepaald idee voorstelt. In de schilderkunst was een witte lelie bijvoorbeeld lange tijd symbool voor onschuld.
Een voorwerp dat duidelijk maakt welke persoon of figuur is afgebeeld. Bij afbeeldingen van Griekse en Romeinse goden of katholieke heiligen worden bepaalde voorwerpen toegevoegd om duidelijke te maken om wie het gaat
De Griekse god Zeus herken je bijvoorbeeld aan een bliksemschicht in zijn hand.

Slide 14 - Slide

Dan kan je ook nog iets zeggen over het karakter of de uitstraling van het kunstwerk.
Vertellend:



Idealiseren:
Een kunstwerk laat soms een bekend verhaal zien. Je ziet dan bijvoorbeeld een scene met personages uit een mythe of een Bijbelverhaal.
Iets mooier voorstellen dan het in werkelijkheid is. De kunstenaar verbeeldt bijvoorbeeld een geliefde veel mooier dan dat hij of zij in het echt is.

Slide 15 - Slide

Samenvattend het verschil tussen voorstelling en vormgeving:
Wat is er gemaakt?
Hoe is het gemaakt?

Slide 16 - Slide

attribuut: Een voorwerp dat duidelijk maakt welke persoon of figuur is afgebeeld.
accessoire: Modeartikelen die geen kleding zijn, maar een outfit compleet maken, zoals sieraden en tassen.
blikrichting: De richting waarin de afgebeelde persoon kijkt.
en face: Een portret recht van voren.
en profil: Een portret van de zijkant.
gebaar: Een beweging van de handen, het hoofd of andere lichaamsdelen.
uitdrukking: Uitdrukking van het gezicht (gezichtsuitdrukking) of van de gehele afgebeelde persoon die vaak een emotie laat zien.
houding: De stand van het lichaam van afgebeelde personen.
geënsceneerd: In scene gezet, niet spontaan.
genre: Kunstsoort met een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld portret, landschap of stilleven.
idealiseren: Iets mooier voorstellen dan het in werkelijkheid is.
kleding: Kleren. Kleding in een kunstwerk kan iets vertellen over de tijdsperiode of de status van de afgebeelde personen. 
landschap: Een kunstwerk met een landschap als onderwerp.
mimiek: Ander woord voor gezichtsuitdrukking.


2. Begrippenlijst

Slide 17 - Slide




naar de fantasie: Uit het hoofd gemaakt, met de verbeelding van de kunstenaar.
naar de waarneming: Precies nagemaakt, door te kijken naar hoe iets eruitziet.
onderwerp: Waar een kunstwerk over gaat: dit kun je afleiden uit de voorstelling en vormgeving.
personage: Persoon in een verhaal.
portret: Een voorstelling van een persoon, vaak alleen van het gezicht.
stilleven: Een voorstelling met verschillende niet levende voorwerpen, zoals een gedekte tafel met eten en servies.
symbool: Een attribuut dat verwijst naar een bepaald idee.
thema: Een overkoepelend onderwerp. Meerdere onderwerpen kunnen worden gerangschikt onder een thema, Zo vallen de onderwerpen 'straatcultuur', 'wonen' en 'vervoer' onder het thema 'de stad'.
vereenvoudigd: Versimpeld, met weglating van details.
vertellend: Als een voorstelling een scene uit een (bekend) verhaal laat zien.
verhaal: Onderwerp van een voorstelling. Een voorstelling kan bijvoorbeeld een scene uit een Bijbelverhaal, mythe of sprookje vertellen.

Slide 18 - Slide


Inhoud:
Het werkstuk dat ik heb gemaakt gaat over...
3. uitleg werkstuk
2p.

Slide 19 - Open question

Plaats hier 3 afbeeldingen van je gemaakte sculptuur.
Maak hiervoor van verschillende kanten foto's.

4p.

Slide 20 - Open question

Voorstelling
Heb je de aspecten van de voorstelling goed gekozen en ingezet om de
inhoud van de opdracht overtuigend te verbeelden?
ja / nee / redelijk
Leg uit in minimaal 5 zinnen en gebruik argumenten:
2p.

Slide 21 - Open question

Vormgeving

Heb je de aspecten van de vormgeving (beeldende aspecten, materialen,
technieken) goed gekozen en ingezet om de inhoud van de opdracht
overtuigend te verbeelden?
ja / nee / redelijk
Leg uit in minimaal 5 zinnen en gebruik argumenten.
2P.

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Slide