LMC Voortgezet Onderwijs

H8.4 Rendement en capaciteit

1 / 46
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

1 Als twee koperdraden waar spanning op staat elkaar raken, ontstaat kortsluiting.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Video

2 Met een droge huid heb je een kleine lichaamsweerstand.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

3 Een eenheid van capaciteit is ampère-uur (Ah).
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

bereken de capaciteit van een accu die 5 uur lang 9 A kan leveren

Slide 9 - Open question

4 Bij een apparaat met dubbele isolatie kan er nooit spanning op de buitenkant staan.
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

5 Een apparaat met een rendement van 20% heeft een energieverlies van 80%.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

6 Vermogen is het energieverbruik per seconde.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

7 Een aardlekschakelaar schakelt uit bij overbelasting.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Video

8 Een hoofdzekering mag je zelf vervangen als het draadje is doorgebrand.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

9 Als de stroom kleiner wordt en de spanning gelijk blijft, wordt het vermogen groter.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

Als de stroom kleiner wordt en de spanning gelijk blijft, wordt het vermogen NIET groter. LEG UIT

Slide 22 - Open question

10 Een batterij met een capaciteit van 2400 mAh kan 12 uur lang een stroom leveren van 200 mA.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

leg uit:
Een batterij met een capaciteit van 2400 mAh kan 12 uur lang een stroom leveren van 200 mA.

Slide 24 - Open question

11 Een fasedraad heeft een blauwe kleur.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

12 De aardlekschakelaar schakelt uit als er minder stroom door de nuldraad loopt dan door de fasedraad.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

13 De min van de accu wordt aangesloten op de kunststof van de auto.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

14 Een relais is aangesloten in minstens twee stroomkringen.
A
waar
B
niet waa

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Video

15 De startmotor van een auto krijgt zijn energie van de dynamo.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Video

16 Een transistor heeft een maakcontact en een verbreekcontact.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

17 Een relais kan worden gebruikt om de deur van een flatgebouw op afstand te openen.
A
waar
B
niet waar

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide

17 Een relais kan worden gebruikt om de deur van een flatgebouw op afstand te openen.
Bij voorbeeld door gebruik te maken van een bewegingsmelder die de stroomkring sluit.

Slide 38 - Slide

18 Hoe meer stroom een apparaat gebruikt, hoe lager de energiekosten zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quiz

Slide 40 - Slide

19 Bij een scooter wordt het metalen frame gebruikt als massa voor de elektriciteit.
A
waar
B
niet waar

Slide 41 - Quiz

20 Een hr-ketel (hoogrendementsketel) heeft een rendement van ongeveer 90%.
A
waar
B
niet waar

Slide 42 - Quiz

1 Welke elektrische beveiliging heeft dit nachtlampje volgens het typeplaatje
A
aardlekschakelaar
B
dubbele isolatie
C
randaarde
D
groepszekering

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Slide

2 Lars stelt de spanningsbron in op 6,0 V. Door de schakeling loopt dan een stroom van 20 mA.
Hoe groot is het vermogen dat de spanningsbron levert?
A
0,12 W
B
3,3 W
C
120 W
D
330 W

Slide 45 - Quiz

Vermogen = spanning x stroomsterkte
= 0,2 x 6
=1,20 W

Slide 46 - Slide