LMC Voortgezet Onderwijs

hfst 13 geluid par 13.2

hfst 13 geluid par 13.2
GELUID
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with text slides.

Items in this lesson

hfst 13 geluid par 13.2
GELUID

Slide 1 - Slide

Wat gaan wij bespreken
  • de trillingstijd
  • trillingstijd berekenen
  • frequentie berekenen
  • toonhoogte

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

OSCILLOSCOOP BEELD
hiermee bepaal je amplitude
Hiermee bepaal je de frequentie
uitwijking
2 trillingen

Slide 4 - Slide

Bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 5 - Slide

Bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 6 - Slide

2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms
Bepaal de trillingstijd

Slide 7 - Slide

Bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 8 - Slide

bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 9 - Slide

Bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 10 - Slide

Bepaal de trillingstijd
2 trillingen
tijdbasis is 0,2 ms/div
elk hokje is 0,2 ms. 
10 x 0,2ms = 2ms
 je hebt 2 trillingen. Dus elke trilling duurt 2ms/2= 1ms

De trillingstijd is dus 1ms

Slide 11 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 12 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 13 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 14 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 15 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 16 - Slide

Als je de trillingstijd heb kan je de frequentie bereken.

de frequentie is het aantal trillingen in 1 seconde.


f =

T =  
___
1
T
___
1
f
f = frequentie in hertz (Hz)
T = de trillingstijd in seconde (s)

Slide 17 - Slide

Vorige opgave was de trillingstijd 1ms.
Hoe groot is de frequentie
gegeven:
T= 1ms = 1/1000= 0,001 s

f =

f = 1000 Hz
______
1
0,001

Slide 18 - Slide

Vorige opgave was de trillingstijd 1ms.
Hoe groot is de frequentie
gegeven:
T= 1ms = 1/1000= 0,001 s

f =

f = 1000 Hz
______
1
0,001

Slide 19 - Slide

Vorige opgave was de trillingstijd 1ms.
Hoe groot is de frequentie
gegeven:
T= 1ms = 1/1000= 0,001 s

f =

f = 1000 Hz
______
1
0,001

Slide 20 - Slide

Vorige opgave was de trillingstijd 1ms.
Hoe groot is de frequentie
gegeven:
T= 1ms = 1/1000= 0,001 s

f =

f = 1000 Hz
______
1
0,001

Slide 21 - Slide

De toonhoogte van een geluid word bepaald door de frequentie en dus de trillingstijd.

Hoe groter de frequentie hoe hoger de de toonhoogte

Dit betekent dat hoe kleiner de trillingstijd hoe hoger de toonhoogte

omdat hoe kleiner de trillingstijd hoe groter de frequentie

Slide 22 - Slide

De toonhoogte van een geluid word bepaald door de frequentie en dus de trillingstijd.

Hoe groter de frequentie hoe hoger de de toonhoogte

Dit betekent dat hoe kleiner de trillingstijd hoe hoger de toonhoogte

omdat hoe kleiner de trillingstijd hoe groter de frequentie

Slide 23 - Slide

De toonhoogte van een geluid word bepaald door de frequentie en dus de trillingstijd.

Hoe groter de frequentie hoe hoger de de toonhoogte

Dit betekent dat hoe kleiner de trillingstijd hoe hoger de toonhoogte

omdat hoe kleiner de trillingstijd hoe groter de frequentie

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 28 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 29 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 30 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 31 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 32 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 33 - Slide

de toonhoogte van een snaar word bepaald door

  • de spanning van een snaar
          -de strakker de snaar de hoger de toon
  • de doorsnede de snaar
          - de dunner de snaar de hoger de toon
  • de lengte van een snaar 
           -de korter de snaar de hoger de toon

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Dus een STRAKKE, DUNNE, KORTE snaar geeft de hoogste tonen.

Slide 36 - Slide