Goed lezen: Wat zijn de punt-woorden en doe-woorden?
Oriënteren: Wat weet je al van deze punt-woorden?
Bron gebruiken: Staat er een afbeelding, grafiek of tekst bij? Welke
informatie staat daar in m.b.t. de context?
Ieder antwoord formuleren: Leg het punt-woord en/of de bron uit, verbind
daarna met de context.
Overal controleren: Lees de vraag en je antwoord, is het volledig en past het
bij elkaar? Heb je geen vage woorden gebruikt maar begrippen genoemd?