,
NTC DEF@ctO nl L.P
Discover the Netherlands and learn dutch with DEF@ctO

Groep 5-6 | taal | voegwoorden

Nieuw logo
1 / 47
next
Slide 1: Slide
NederlandsTaal+2BasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Introduction

Doel: ik weet wat voegwoorden zijn en kan de voegwoorden en, dus, of, maar, want, omdat gebruiken om zinnen aan elkaar te verbinden.

Instructions

Deze les wordt gedifferentieerd aangeboden. Geef aan dat het eerste deel voor groep 6 herhaling is maar dat de opdrachten wel nieuw zijn (vragen worden om en om aangeboden voor groep 5 en 6). Je kan er ook voor kiezen om de leerlingen zelfstandig de les te laten openen en de opdrachten te laten maken (deze kijk je achteraf dan na). Groep 6 heeft nog verlengde instructie. Zij krijgen er nog twee nieuwe voegwoorden bij en oefenen met het veranderen van de zinsvolgorde bij gebruik van voegwoorden. De voegwoorden die erbij komen zijn nadat en terwijl.

Aanbod
De les start met uitleg over voegwoorden. De verschillende voegwoorden die deze les centraal staan worden apart uitgelegd met voorbeelden. Daarna volgt een uitlegfilmpje en zijn er verschillende opdrachten om zelf te oefenen met voegwoorden. Deze opdrachten worden gedifferentieerd aangeboden.
Speel klassikaal Kaboem met het Rad van fortuin. Hierna is groep 5 klaar en kan starten met het werkblad. Groep 6 krijgt uitleg over de voegwoorden 'nadat' en 'terwijl' en gaan dit ook oefenen op LessonUp.

De les eindigt met reflectie op het doel (zie reflectieblad in de bijlage).

Items in this lesson

Nieuw logo

Slide 1 - Slide

Bezoek ook eens onze website
Taal
Doel: ik kan de voegwoorden en, dus, of, maar, want, omdat gebruiken om zinnen aan elkaar te verbinden.

Slide 2 - Slide

Bespreek het doel van deze les met de leerlingen. Wat gaan ze oefenen/leren?
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
 
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Wat is een voegwoord?

Slide 3 - Slide

Leg uit.
Een voegwoord ‘voegt’ of ‘metselt', woorden maar vooral zinnen (zinsdelen) aan elkaar.
Voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat, maar die hoeft er niet altijd te staan.
Bekijk via het oogje het uitlegblad.

Slide 4 - Slide

Bekijk samen het uitlegblad. Klik op het oogje om het uitlegblad te openen. Daarna heb je de mogelijkheid om de afbeelding te vergroten (inzoomen). 
Voorbeelden van voegwoorden:
en - want - of - maar - omdat en dus.

Laten we eens kijken naar enkele voorbeelden op de volgende slides.

Slide 5 - Slide

Voor groep 6 zijn deze woorden herhaling, laat ze dit wel meedoen. De opdrachten zullen gedifferentieerd worden aangeboden en op het einde volgen nog een paar nieuwe voegwoorden voor groep 6 met enkele opdrachten.
en
De ouders drinken koffie en de kinderen drinken limonade.



De juf leest een boek en de meester tekent op het bord.

Slide 6 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
of
Wil je een koekje of wil je een appel?



Ik ga naar de speeltuin of ik ga na mijn vriendje.

Slide 7 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
maar
Daan wil graag op voetbal, maar hij mag niet van zijn moeder.



Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard.

Slide 8 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
dus
Het is droog, dus we kunnen buiten spelen.



Ik ben ziek, dus ik ga niet naar school.

Slide 9 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
omdat
Ik neem mijn parpalu mee omdat er regen voorspeld is.



Ik draag vandaag een winterjas omdat het erg koud is buiten.

Slide 10 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
want
Ik ga met de fiets, want het is mooi weer.



Ik wil buiten fietsen, maar het regent veel te hard.

Slide 11 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.

Slide 12 - Video

This item has no instructions


Welk woord is geen voegwoord?
A
maar
B
want
C
en
D
denken

Slide 13 - Quiz

Antwoord D: denken.

Welk woord is geen voegwoord?
A
misschien
B
want
C
en
D
omdat

Slide 14 - Quiz

Antwoord A: misschien.

Vul het goede voegwoord in.
Ik drink geen koffie, .... wel thee.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 15 - Quiz

Antwoord B: maar.

Ik drink geen koffie, .... daar krijg ik maagpijn van.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 16 - Quiz

Antwoord C: want.

Wil jij koffie ... chocolademelk?
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 17 - Quiz

Antwoord D: of.

Ik drink geen koffie ... ook geen chocolademelk.
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 18 - Quiz

Antwoord A: en.

Ik drink geen koffie, .... ik daar maagpijn van krijg.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 19 - Quiz

Antwoord D: omdat.

Vul het goede voegwoord in.
Jean ... Peter gaan naar school.

Slide 20 - Open question

Antwoord: en.

De school is dicht, ... het is een vrije dag.

Slide 21 - Open question

Antwoord: want.

Zullen we gaan zwemmen ... zullen we gaan voetballen?

Slide 22 - Open question

Antwoord: of.

Het water van de vijver is bevroren, ... het is vannacht erg koud geweest. 
A
en
B
maar
C
want
D
of

Slide 23 - Quiz

Antwoord C: want.

Het water is bevroren, ... kunnen we gaan schaatsen.
A
en
B
maar
C
want
D
dus

Slide 24 - Quiz

Antwoord D: dus.

Ik vind het leuk om te schaatsen, ... mijn zusjes vinden het veel te koud.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 25 - Quiz

Antwoord B: maar.

Ik doe mijn muts op, ... ik koude oren heb.
A
en
B
maar
C
want
D
omdat

Slide 26 - Quiz

Antwoord D: omdat.

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Jan drinkt koffie. Peter drinkt thee.

Slide 27 - Open question

Antwoord: Jan drinkt koffie en Peter drinkt thee.

Maak van 2 zinnen 1 zin. (Gebruik 'want')
Ik ga niet zwemmen. Ik ben verkouden.

Slide 28 - Open question

Antwoord: ik ga niet zwemmen, want ik ben verkouden.

Maak van 2 zinnen 1 zin.
Ik kom wel. Ik kan niet lang blijven.

Slide 29 - Open question

Antwoord: ik kom wel, maar ik kan niet lang blijven.

Maak van 2 zinnen 1 zin. Gebruik 'omdat'
Ik moet weg. Het is al laat.

Slide 30 - Open question

Antwoord: ik moet weg, want het is al laat.
Ik moet weg, omdat het al laat is.
Kaboem
Draai het rad. Maak een zin met het voegwoord dat je draait. Elke zin levert 1 punt op. Draai je KABOEM ...? Dan ben je al je punten weer kwijt. Wie heeft het meeste punten na 5 minuten?
timer
5:00

Slide 31 - Slide

Laat de leerlingen Kaboem spelen, zet de timer op 5 minuten en kijk wie er als winnaar uitkomt. Hierna volgt nog extra instructie voor groep 6.
De volgende uitleg is alleen voor groep 6. Groep 5, jullie kunnen nu zelf aan de slag met het werkblad.
Succes!

Slide 32 - Slide

De volgende uitleg is alleen voor groep 6. Groep 5, jullie kunnen nu zelf aan de slag met de werkbladen en de taken in jullie weektaak in Junior Einstein.
Succes!
terwijl
Fenna zit al op de universiteit, terwijl haar zusje nog op de basisschool zit.



Melina houdt van popmuziek, terwijl haar hele familie alleen klassieke muziek luistert.

Slide 33 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.
nadat
Ik kom naar je toe, nadat ik deze mail verstuurd heb.



Zullen we gaan lopen, nadat we onze koffie hebben opgedronken?

Slide 34 - Slide

Laat de leerlingen vertellen welke zinnen aan elkaar zijn geplakt.

...... ik mijn koffer heb ingepakt, neem ik de trein naar Schiphol.
A
Wanneer
B
Omdat
C
Nadat
D
Terwijl

Slide 35 - Quiz

Antwoord C: nadat.

Ik moet vandaag werken ..... de anderen genieten van de feestdag.
A
wanneer
B
omdat
C
nadat
D
terwijl

Slide 36 - Quiz

Antwoord D: terwijl.

Ik heb mijn thee maar opgedronken ..... die koud was.
A
terwijl
B
of
C
wanneer
D
nadat

Slide 37 - Quiz

Antwoord A:  terwijl.

Dat is twee jaar ...... ik verhuisd ben.
A
terwijl
B
of
C
wanneer
D
nadat

Slide 38 - Quiz

Antwoord D:  nadat.
Soms verandert, met gebruik van voegwoorden, de woordvolgorde in een zin.
Kijk maar eens mee....

Slide 39 - Slide

Leg uit.
Soms verandert, met gebruik van voegwoorden, de woordvolgorde in een zin.
Kijk maar eens mee....

Slide 40 - Video

Bron video.

Hij belt terwijl hij auto rijdt.
Maak nu de zin en start met voegwoord terwijl.

Slide 41 - Open question

Antwoord: terwijl hij belt, rijdt hij auto.
Terwijl hij auto rijdt, belt hij.

Fleur gaat naar school nadat ze haar tas heeft ingepakt.
Maak nu de zin en start met voegwoord nadat.

Slide 42 - Open question

Antwoord: nadat ze haar tas heeft gepakt, gaat Fleur naar school.

Jeroen trekt zijn laarzen aan omdat het regent buiten.
Maak nu de zin en start met voegwoord omdat.

Slide 43 - Open question

Antwoord: omdat het regent buiten, trekt Jeroen zijn laarzen aan.
Omdat het buiten regent, trekt Jeroen zijn laarzen aan.

Grietje neemt haar paraplu mee, omdat er regen is voorspeld.
Maak nu de zin en start met voegwoord omdat.

Slide 44 - Open question

Antwoord: omdat er regen is voorspeld, neemt Grietje haar paraplu mee.
Ga aan de slag met de werkbladen.

Slide 45 - Slide

Deel nu de werkbladen uit. Let op: het werkblad met de aanduiding 'start' linksboven in de hoek, is voor de volgende les om te checken of iedereen de lesstof van deze les beheerst.

Heb je de werkbladen nog niet in je bezit? Je kan de werkbladen per fase bestellen. Mail ons: info@defact-o.nl 
Reflecteren

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Tot de volgende keer
Deze les is gemaakt door DEF@ctO. Op de vermelde bronnen na, alle rechten voorbehouden aan team DEF@ctO.




Slide 47 - Slide

Bezoek onze website: