Korte quiz.
1. Verdeel de klas in twee teams.
2. Geef elk team een bel of een ander geluidssignaal waarmee ze kunnen aangeven dat ze het antwoord weten.
3. Stel een reeks vragen over voegwoorden aan beide teams. Bijvoorbeeld:
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik ga naar het park, maar ik heb geen fiets."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik speel graag buiten, omdat het leuk is."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik houd van voetbal, hoewel ik niet zo goed ben in sport."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik wil graag een ijsje, dus ga ik naar de ijssalon."?
4. Het team dat als eerste op de bel drukt en het juiste antwoord geeft, krijgt een punt.
5. Als het team een goede nieuwe zin kan maken met het geraden voegwoord, dan verdient het team nog een punt. Ondertussen denkt het andere team ook na over een goede zin, want ook zij kunnen een punt verdienen met een goede zin.
Is het voegwoord niet uit de zin gehaald, dan kan het andere team dit punt verdienen. Beide teams gaan wel weer proberen om een goede zin met het voegwoord te maken.
5. Herhaal dit proces met verschillende vragen en moedig de leerlingen aan om actief deel te nemen.