NTC DEF@ctO nl L.P
Discover the Netherlands and learn dutch with DEF@ctO
lesson plan

DEF@ctO | lesplan | lesweek 07 | groep 4 | fase 3

Ready to use this lesson plan? Use the button below to save a copy of this lesson plan in your account. After doing so, you will be able to modify the lessons as you wish.

Dit lesplan bevat: 
  • startbladen - herhaling lesstof lesweek 06
  • spelling voor groep 4
  • taal voor groep 4
  • werkwoordspelling voor groep 4
De bijlages die nodig zijn voor de lessen zijn toegevoegd als PDF-bestand. Elke les bevat ook een reflectieblad, want doelgericht werken vraagt om doelen stellen en erop reflecteren.
De les begint met de startbladen. Met deze werkbladen wordt de lesstof van week 06 herhaald. Je kan hiermee zien of de lesstof wordt beheerst. Een klein toetsmoment dus en een mooie herhaling om je les mee te starten. 

startbladen herhaling week 6

Document
Document

antwoorden startbladen

Document
Document

Groep 4 spelling woorden met s of z.

Doel: ik kan woorden met s- en z- schrijven zoals sok en zoen.
De leerlingen hebben inmiddels alle letters geleerd. Ze maken nu kennis met de categorie woorden met s en z. vaak kan je niet goed horen of je een woord met s of z schrijft. Deze woorden behoren tot de weetwoorden en moeten ze uit hun hoofd leren.

Aanbod
De les begint met twee woordkaarten met de categorie van deze les, s en z woorden. Daarna wordt de voorkennis geactiveerd met een mindmap. Na een uitlegfilmpje over s en z woorden volgen uitlegbladen en oefen je samen de klank van de woorden. Er wordt geoefend met meerkeuzevragen en scrabble. 
Luister samen naar het lied van de liedjeskast over s en z woorden.

De les sluit af met reflecteren over het doel.

Uitlegbladen

Document
Document
Document

Woordkaarten

Document
Document

ideetje voor in de klas

Rad van fortuin
Schrijf woorden op het rad van fortuin (IKEA of online) die iets zeggen over een woord dat vandaag is geleerd [mooiste – lelijkste – moeilijkste- makkelijkste – raarste – meest vieze – meest fantastische - stomste – enz]
De leerlingen draaien om de beurt het rad. Ze noemen een woord uit de les van vandaag waarvan ze vinden dat dat het mooiste/lelijkste woord enz is. Ze leggen ook uit waarom ze dat vinden.
Bijvoorbeeld: het mooiste woord is fiets, want dan denk ik aan Nederland.

werkbladen 

Document
Document

antwoorden werkbladen

Document
Document

groep 4 taal voegwoorden

Doel: ik kan de voegwoorden en, maar, want gebruiken om twee zinnen aan elkaar te verbinden.
De leerlingen maken voor het eerst kennis met voegwoorden. Belangrijk dat je uitlegt dat voegwoorden, woorden en zinnen aan elkaar voegt of metselt. Vergelijk dit met een metselaar die de stenen van een muur aan elkaar metselt. 

Aanbod
De les start met uitleg over voegwoorden. In het uitlegfilmpje komen ook andere voegwoorden aan bod. Het is niet erg dat de leerlingen al kennismaken met andere voegwoorden. Leg daarna de focus op de voegwoorden van deze les: en, maar en want.
Die worden ook extra uitgelegd op het uitlegblad dat volgt na het uitlegfilmpje. 
Daarna oefen je met de leerlingen door middel van meerkeuzevragen en aan het einde kan je Kaboem spelen. Draai aan het rad en maak een zin met het voegwoord dat naar boven komt. De timer staat op 5 minuten. Leuk om dit als spel met de hele klas te spelen met beurtstokjes. Alle leerlingen moeten nadenken over het antwoord, want je weet nooit welke naam wordt getrokken met de beurtstokjes.

De les sluit af met reflecteren over het doel.

Uitlegblad

Document

IDEETJE VOOR IN DE KLAS

Korte quiz.
1. Verdeel de klas in twee teams.
2. Geef elk team een bel of een ander geluidssignaal waarmee ze kunnen aangeven dat ze het antwoord weten.
3. Stel een reeks vragen over voegwoorden aan beide teams. Bijvoorbeeld:
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik ga naar het park, maar ik heb geen fiets."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik speel graag buiten, omdat het leuk is."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik houd van voetbal, hoewel ik niet zo goed ben in sport."?
Wat is het voegwoord in de zin: "Ik wil graag een ijsje, dus ga ik naar de ijssalon."?
4. Het team dat als eerste op de bel drukt en het juiste antwoord geeft, krijgt een punt.
5. Als het team een goede nieuwe zin kan maken met het geraden voegwoord, dan verdient het team nog een punt. Ondertussen denkt het andere team ook na over een goede zin, want ook zij kunnen een punt verdienen met een goede zin.
Is het voegwoord niet uit de zin gehaald, dan kan het andere team dit punt verdienen. Beide teams gaan wel weer proberen om een goede zin met het voegwoord te maken.
5. Herhaal dit proces met verschillende vragen en moedig de leerlingen aan om actief deel te nemen.

werkbladen

Document
Document

antwoordbladen

Document
Document

reflectieblad 

Document

Groep 4 werkwoordspelling enkelvoud en meervoud.

Doel: ik weet dat een werkwoord verandert als ik er meer van maak en andersom.
De leerlingen maken deze les kennis met woorden in enkelvoud en meervoud. Waaraan zien ze dat een zin in enkelvoud staat? Wat moet je doen om een woord in het meervoud te zetten? Dat ga je behandelen in deze les.

Aanbod
De les start met uitleg over werkwoorden in het enkelvoud en meervoud. Dit wordt stap voor stap uitgelegd. Daarna kan je klassikaal oefenen met verschillende meerkeuzevragen. Individueel spelen de leerlingen het spel op Wordwall. 
Zing samen mee met de liedjeskast met het lied over enkelvoud en meervoud.

De les sluit af met reflecteren over het doel.

Ideetjes voor in de klas

Enkelvoud of meervoud?
Benodigdheden:
- Een set kaarten met verschillende vormen van werkwoorden (bijvoorbeeld: rennen, spelen, lezen, slapen, dansen, zwemmen, etc.) Op de achterkant van de kaarten staan de dobbelsteenogen 1 t/m 6.
- Een grote dobbelsteen met zes zijden (je kunt deze zelf maken door een kubusvorm te vouwen en er getallen op te schrijven van 1 tot 6)
- Een whiteboard of een groot vel papier met twee kolommen: "Enkelvoud" en "Meervoud"
Instructies:
1. Leg de kaarten met werkwoorden in het midden van het klaslokaal.
2. De eerste leerling gooit de dobbelsteen en kiest een werkwoord van de kaarten die overeenkomt met het gegooide aantal.
3. De leerling bepaalt of het werkwoord in enkelvoud of meervoud staat.
4. Hij schrijft het werkwoord op het whiteboard of het grote vel papier in de juiste kolom.
6. De volgende leerling is aan de beurt en herhaalt stap 2 tot 4.
7. Ga door totdat alle kaarten zijn gebruikt.

Opmerking:
Om het spel uitdagender te maken, kun je ook werkwoorden gebruiken die een onregelmatige vorm hebben in het meervoud (bijvoorbeeld: zijn, hebben, kunnen, etc.).

werkblad en antwoorden

Document
Document

Reflectieblad

Document

DEF@ctO NL E.E. | Nederlands taal en cultuur Onderwijs | ©