Quadraam
Ruimte voor talent

§4.4 Scheiden van mengsels

H4 Mengen en scheiden

§4.1 De fasen van een stof
§4.2 Onderverdeling van stoffen
§4.3 Mengsels
§4.4 Scheiden van mengsels
§4.5 Samenstelling van mengsels
 
1 / 9
next
Slide 1: Slide
nask2Middelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsvmbo g, tLeerroute VGLeerroute VTLeerjaar 4

This lesson contains 9 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

H4 Mengen en scheiden

§4.1 De fasen van een stof
§4.2 Onderverdeling van stoffen
§4.3 Mengsels
§4.4 Scheiden van mengsels
§4.5 Samenstelling van mengsels
 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de scheidingsmethoden; extraheren, filteren, destilleren, adsorberen, indampen uitleggen en toepassen.
  • Je kunt uitleggen van welke stofeigenschappen de 5 scheidingsmethoden gebruik maken.

Slide 2 - Slide

Scheiden van mengsels
  • Twee of meer stoffen in een mengsel uit elkaar halen.
  • Gebruik maken van verschil in stofeigenschappen.

Verschillende eigenschappen: 
  • fase bij kamertemp.
  • kleur, geur
  • oplosbaarheid
  • kook- en smeltpunt
  • elektrische geleidbaarheid

Slide 3 - Slide

Scheiden van suspensie
  • Bezinken = zware vaste stof zinkt naar de bodem > verschil in dichtheid.

  • Filtratie = grote deeltjes vaste stof uit een vloeistof halen middels filtreerpapier > verschil in deeltjesgrootte.

  • Residu = vaste stof die achterblijft in het filter.
  • Filtraat = de vloeistof die door het filter loopt. 

Slide 4 - Slide

Scheiden van oplossing vaste stoffen
  • Indampen = verdampen van het oplosmiddel > verschil in kook-/smeltpunt.
  • Wanneer zouten ingedampd worden, ontstaat een neutraal geladen stof! Na+(aq) + Cl-(aq)        NaCl(s)

  • Residu = vaste stof die achterblijft.

Slide 5 - Slide

  • Extraheren = één of meerdere vaste stoffen oplossen in oplosmiddel > verschil in oplosbaarheid.
  • Daarna kun je de opgeloste stof filtreren of indampen. 
  • Bij indampen ontstaat een extract.

  • Extractiemiddel = vloeistof waarin de ene stof wel en de andere stof niet oplost.
  • Residu = vaste stof die
    achterblijft.
Bijv.: chemisch reinigen

Slide 6 - Slide

Scheiden van vloeistoffen
  • Destillatie = verhitten, oplosmiddel verdampt, damp opvangen en condenseren > verschil in kookpunt

  • Destillaat = gecondenseerde vloeistof (laag kookpunt).
  • Residu = vloeistof die niet verdampt en dus achterblijft (hoog kookpunt).

Slide 7 - Slide

Verwijderen van verontreiniging
  • Adsorberen = het hechten van een stof aan het oppervlak van een andere stof > verschil in aanhechtingsvermogen.
  • Actieve kool = fijngemalen koolstof met speciale bewerking > veel minuscule openingen & gangen.

Voorbeeld: drinkwater,
kleurstoffen uit voeding 
halen. 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video