What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Quadraam
Ruimte voor talent
‹
Return to search
Tekstverbanden en signaalwoorden H2
Leesvaardigheid
Tekstverbanden en signaalwoorden (1)
1 / 12
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
12 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Leesvaardigheid
Tekstverbanden en signaalwoorden (1)
Slide 1 - Slide
Noem drie signaalwoorden:
Slide 2 - Open question
Tekstverbanden en signaalwoorden
In een goede tekst zijn woorden, zinnen en alinea's met elkaar verbonden. Zo'n samenhang noem je een
tekstverband.
Elk verband ontstaat door woorden, zinnen of alinea's aan elkaar te plakken met
signaalwoorden.
Elk tekstverband heeft zijn eigen signaalwoorden.
Slide 3 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Chronologisch verband:
beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
Eerst
ging ik naar school en
daarna
ging ik naar de hockey.
Slide 4 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Opsommend verband:
er worden dingen achter elkaar opgesomd.
Ik ging naar de supermarkt en daar moest ik appels, brood
en
cola halen.
Slide 5 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Tegenstellend verband:
er worden zaken tegenover elkaar gezet.
Ik moet mijn huiswerk maken,
maar
toch ga ik eerst Netflixen.
Slide 6 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Toelichtend verband:
er wordt extra informatie gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld.
Ik vind spannende series erg leuk,
zoals
The 100 en La Casa de Papel.
Slide 7 - Slide
In het weekend heb ik met vrienden afgesproken en daarnaast heb ik ook veel gegamed.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 8 - Quiz
Binnenkort gaat mijn broertje voor het eerst naar de middelbare school.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 9 - Quiz
Ik ben gek op chips met vreemde smaakjes, zoals de smaak stokbroodje kruidenboter.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 10 - Quiz
Ik heb mijn huiswerk gemaakt, maar ik heb het niet af gekregen.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 11 - Quiz
Aan de slag!
Nieuw Nederlands: pag. 10: opdracht 1
-> vraag 1 t/m 12
Ga verder met opdracht 3 (pag. 12)
-> vraag 1, 2, 3, 11, 12, 13
= huiswerk voor morgen
Slide 12 - Slide