Quadraam
Ruimte voor talent

12.2 Spanning transformeren (2)

12.2 Spanning transformeren
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

12.2 Spanning transformeren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

vandaag
Herhaling
uitleg over 12.2

Slide 3 - Slide

Vermogen
A
E
B
I
C
P
D
G

Slide 4 - Quiz

Hier zie je een typeplaatje van een elektrisch apparaat. Hoe groot is het vermogen?
A
230
B
11
C
50-60
D
2400

Slide 5 - Quiz

Wat is het vermogen?
A
12 Watt
B
6,5 Watt
C
0,083 Watt
D
3 Watt

Slide 6 - Quiz

Wat is het vermogen?
A
230 Volt
B
0,3 Ampere
C
9 Volt
D
6 Watt

Slide 7 - Quiz

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 8 - Quiz

12.2 Spanning transformeren
Transformeren

Slide 9 - Slide

12.2 Spanning transformeren
Transformatorhuisje

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is de juiste volgorde van het elektriciteitsnetwerk?
A
elektriciteitscentrale, transformatorhuisje, verdeelstation
B
transformatorhuisje, verdeelstation, elektriciteitscentrale
C
elektriciteitscentrale, verdeelstation, transformatorhuisje
D
verdeelstation, elektriciteitscentrale, transformatorhuisje

Slide 12 - Quiz

Tijdens het vervoer van elektriciteit van de centrale naar jouw huis wordt de spanning verschillende keren omhoog of omlaag getransformeerd.

Welke transformatie vindt plaats na de transformator van de elektriciteitscentrale?
A
400 000 V -> 20 000 V
B
20 000 V -> 400 000
C
400 000 V -> 230 V
D
230 V -> 400 000 V

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Dynamo
Wisselspanning

Slide 15 - Slide

Weekijzer: ijzer bewerkt, zodat het gemakkelijker en sneller magnetisch wordt of juist sneller het magneetveld kwijt raakt.

Slide 16 - Slide

transformator

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide


Een transformator heeft twee spoelen en een ijzeren kern.
Waarom is de kern van ijzer?
A
ijzer geleidt elektriciteit
B
ijzer geleidt warmte
C
ijzer kan magnetisch zijn
D
ijzer is zwaar

Slide 20 - Quiz


Bekijk de afbeelding.
Wat is hier de transformatorverhouding?
Up = 100 V
A
5
B
20
C
100
D
10000

Slide 21 - Quiz


De transformatorverhouding is 5.
Hoe groot is
de secundaire spanning?
Up = 100 V
A
5 V
B
20 V
C
100 V
D
500 V

Slide 22 - Quiz

voorbeeldsom
Een deurbel sluit je aan op netspanning (230V), dit is de opgenomen spanning in de primaire stroomkring. Echter is de opgenomen spanning veel te hoog voor een deurbel om goed op te kunnen werken. Er wordt gebruik gemaakt van een transformator om de spanning omlaag te transformeren. de transformator heeft een primaire spoel met 350 wikkelingen. de secundaire spoel heeft 15 wikkelingen. 

Bereken de spanning waarop de deurbel werkt.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Wanneer noem je een transformator ‘ideaal’?

A
als de primaire spanning gelijk is aan de secundaire spanning
B
als de primaire stroom gelijk is aan de secundaire stroom
C
als het aantal primaire windingen gelijk is aan het aantal secundaire windingen
D
als het primaire vermogen gelijk is aan het secundaire vermogen

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Slide

12.2 Spanning transformeren
Aan de slag!

Maak opdr. 4 t/m 10 (p. 224-231)

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide