Quadraam
Ruimte voor talent

O3a les 2 punto de partida werkwoorden

Hoy es jueves,
el 29 de agosto


Segunda clase de español
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoy es jueves,
el 29 de agosto


Segunda clase de español

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
  • Palabras del día
  • Repaso: verbos regulares
  • Repaso: ser y estar 
  • ¡A trabajar!
  • ¿Cómo memorizar formas y palabras?

Slide 2 - Slide

Objetivo de hoy
  • Je weet (weer) hoe je regelmatige werkwoorden vervoegt
  • Je weet (weer) hoe je ser en estar vervoegt

Slide 3 - Slide

Palabras del día
  • cantar = zingen
  • comprar = kopen
  • tocar = bespelen (tocar la guitarra) of aanraken
  • trabajar = werken
  • vivir = wonen, leven

Slide 4 - Slide

Werkwoorden eindigen altijd op ___, ___ of ___
timer
0:30

Slide 5 - Open question

De stam
  • Om een werkwoord te vervoegen zoek je eerst de stam
  • Daarvoor haal je ar, er, of ir van het werkwoord af

hablar --> habl
comer --> com
vivir --> viv

Slide 6 - Slide

De uitgang
  • Achter de stam plak je de uitgang
  • De uitgangen van -ar, -er en -ir zijn verschillend

Slide 7 - Slide

Weet je nog hoe je "hablar" vervoegt in de tegenwoordige tijd?
timer
1:00

Slide 8 - Open question

El presente

Slide 9 - Slide

Mis padres _______ en el hospital
A
trabajar
B
trabajáis
C
trabajamos
D
trabajan

Slide 10 - Quiz

Beatriz y yo _____ té y café
A
bebo
B
bebe
C
bebemos
D
beben

Slide 11 - Quiz

Welke vormen van ser (zijn) en estar (zich bevinden) weet je nog?
timer
1:00

Slide 12 - Open question

Wat is het verschil tussen het werkwoord ser en estar?
Vormen van SER en ESTAR

yo
él/ ella/ usted
nosotros
vosotros
ellos/ ellas/ ustedes
SER
soy
eres
es
somos
sois
son
ESTAR
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 13 - Slide

Vertaal de palabras del día:
cantar - comprar - tocar - trabajar - vivir
timer
1:00

Slide 14 - Open question

¡A trabajar!
Optie 1 - als dit voor jou best makkelijk was:
TB p. 8/9 opdracht 2, 4, 6, 7 
(maak bij 7 zinnen van minstens  6 woorden)

Optie 2 - als dit voor jou moeilijk of precies goed was:
TB p. 8/9 opdracht 1, 2, 4 + WB p 6/7 opdracht 4

Zie tekstboek p. 139 voor de vormen van de regelmatige ww
Eerst 5 minuten in stilte, dan 10 minuten rustig, maar met overleggen

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Link

Wat zijn goede manieren om werkwoordsvormen te leren?

Slide 17 - Mind map

Wat werkt beter?
A
3x10 minuten leren
B
1x30 minuten leren

Slide 18 - Quiz

Wanneer onthoud je het meest?
A
Als je typt
B
Als je met de hand schrijft

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

De belangrijkste tips
1. Begin op tijd, zodat je veel tijd hebt voor herhaling en in korte blokjes kunt leren.
2. Jezelf overhoren met de computer is prima, maar schrijf de woordjes/vormen ook altijd een keer met met de hand op.
3. Oefen alle vaardigheden: lees, schrijf en beluister de woordjes/vormen en spreek ze hardop uit.
4. Gebruik je creativiteit: bedenk ezelsbruggetjes of maak een tekeningetje bij moeilijke woorden

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Video

Palabras del día
  • cantar
  • comprar
  • tocar
  • trabajar
  • vivir

Slide 24 - Slide