Quadraam
Ruimte voor talent

Regelmatige werkwoorden en voltooid deelwoord Leerjaar 1

1 / 16
next
Slide 1: Link
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Link

Vragen naar aanleiding van vorige les
Vragen naar aanleiding van werk uit het boek week 1 en week 2?
(antwoorden HH3 inmiddels toegevoegd aan de planner en teams.)
Vragen naar aanleiding van de kloktijden en de lidwoorden?
Vragen naar aanleiding van de herhaling van haben en sein?

Slide 2 - Slide

Hoe oefen je de woorden van Kapitel 3?
Voor het oefenen kun je gebruik maken van woordkaartjes:
* Zet aan de ene kant van het kaartje het Duitse woord en aan de achterzijde van het kaartje de Nederlandse vertaling. Dit is al je eerste oefening.
* Herhaal steeds een aantal kaartjes (10 stuks) Lukt het je om een woord goed te vertalen en te schrijven; dan het kaartje wegleggen, en pas later weer herhalen. 
* Als je alle woorden hebt geoefend, heb je een stapeltje kaartjes die moeilijk blijven. Die herhaal je dagelijks kort. De woorden die je al kent, herhaal je 1 x per 3 dagen kort. 

Slide 3 - Slide

Woorden leren, vervolg
Voor het oefenen van hoofdstuk 3 heb ik twee powerpoints gemaakt: Je ziet eerst een afbeelding en als je doorklikt komt de Duitse vertaling erbij. Deze ppts bevatten lang niet alle woorden, maar een selectie.
Je kunt ze gebruiken om te oefenen en te kijken wat je al weet.
Deel 1:
https://drive.google.com/open?id=15HavVJDX3rESVnLa7Rwr43C7DpHEfc6y
Deel 2:
https://drive.google.com/open?id=1kKc0goHrQTmRG0np4V3nfhFwN758cWW

Slide 4 - Slide

Woorden leren - vervolg
Voor het oefenen van hoofdstuk 3 heb ik twee powerpoints gemaakt: Je ziet eerst een afbeelding en als je doorklikt komt de Duitse vertaling erbij. Deze PPTs bevatten lang niet alle woorden, maar een selectie.
Je kunt ze gebruiken om te oefenen en te kijken wat je al weet.

Deel 1:
https://drive.google.com/open?id=15HavVJDX3rESVnLa7Rwr43C7DpHEfc6y

Deel 2:
https://drive.google.com/open?id=1kKc0goHrQTmRG0np4V3nfhFwN758cWW

Slide 5 - Slide

Formatief SO:
Aankomende week hebben jullie via It's Learning een SO van de woordjes van hoofdstuk 3 en de theorie van der, die, das en wat herhaling van haben en sein. Je krijgt hier een cijfer voor, maar het telt niet mee in je resultaten.

Dit wordt dit weekend klaargezet. Het bestaat uit een mavo en een havo-deel. Je krijgt voor beide onderdelen een code (via de mail.)
De tijdsduur is 20 minuten (geen tijd om op te zoeken, we willen weten wat je zelf al kunt)
Maken op dinsdag of woensdag. Deadline woensdag 15 april 23.59u

Slide 6 - Slide

Uitleg Verben im Präsens (regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd)
In de planner vind je een link naar een instructievideo.
De korte link staat hier ook:
https://www.youtube.com/watch?v=9CYIhm0nuy8

Ook vind je daar het uitlegfilmje voor het voltooid deelwoord:
https://www.youtube.com/watch?v=yFsDBGPoyAE

Slide 7 - Slide

Kenmerken van een regelmatig werkwoord
Bij een regelmatig werkwoord komt na de stam  (werkwoord - en) 
bij dezelfde persoon altijd dezelfde uitgang. Kijk maar:
Wohnen (=wonen)                                                   Spielen (=spelen)
Ich             wohne                                                          ich                  spiele                              
du              wohnst                                                        du                   spielst
er/sie/es wohnt                                                          er/sie/es       spielt
wir             wohnen                                                      wir                   spielen
ihr              wohn                                                         ihr                    spielt
sie/Sie     wohnen                                                      sie/Sie           spielen

Slide 8 - Slide

Instructie vervolg
Je ziet dus de volgende uitgangen:
ich                + e
du                 + st
er/sie/es    + t

wir                + en
ihr                 + t
sie/Sie        + en
Alle uitgangen aan elkaar geplakt maakt: esttenten (komt nog terug)

Slide 9 - Slide

Instructie - vervolg
Als je deze volgorde uit je hoofd leert, dan moet je ook de persoonlijk voornaamwoorden altijd op dezelfde manier leren: dus het rijtje met de personen. Dat kan met dit ezelsbruggetje: IDEWIS
ich                          I
du                          D
er/sie/es             E
wir                         W
ihr                          I
sie/Sie                 S

Slide 10 - Slide

Instructie - vervolg
Door de twee ezelsbruggetjes met elkaar te combineren krijg je dan:
             I           D           E             W          I          S

(Fe)    e          st           t              en        t          en 

STAPPENPLAN:
1      Zoek de stam van het werkwoord ( hele werkwoord - en)
2     Zoek de persoon in de zin (vaak het onderwerp)
3     Vul de juiste uitgang in

Slide 11 - Slide

Instructie Partizip (voltooid deelwoord)
Het voltooid deelwoord maken in het Duits is veel gemakkelijker dan in het Nederlands.
Stappenplan:
1.  Zoek de stam van het werkwoord (hele werkwoord -en)
2. Zet ge-  ervoor
3. Zet t- erachter
Voorbeeld machen:
Stam = mach. ge- ervoor = gemach, t- erachter = gemacht.

Slide 12 - Slide

Uitzonderingen voltooid deelwoord
Er zijn een paar uitzonderingen.
1.  Werkwoorden die eindigen op -ieren (bijvoorbeeld studieren of gratulieren).
2. Werkwoorden die beginnen met be-ge- en ver

Bij deze twee vormen komt er geen -ge voor de stam.
studieren - studiert, gratulieren - gratuliert
verkaufen - verkauft (geen ge-verkauft)


Slide 13 - Slide

Even oefenen met de regelmatige werkwoorden
1.  (sagen) du mir deinen Namen? 
2. Meine Schwester (machen) ihre Hausaufgaben
3. Du (spielen) mit deinem Hund.
4. Hier ist jemand. (Hören) du es nicht?
5. Meine Eltern (kommen) morgen zu mir.
6. Ihr (schreiben) einen Brief
7. Frau Janssen (spielen) Musik
De schuingedrukte woorden staan niet in het rijtje van IDEWIS. Je moet ze dus omzetten naar een persoon uit het rijtje

Slide 14 - Slide

Even oefenen met het voltooid deelwoord
1.  (machen) Ich habe einen Deutschkurs.........................
2. (reparieren)  Mein Bruder hat mein Fahrrad ..........................
3. (kaufen) Meine Eltern haben einen neuen Hund ......................
4. (reagieren) Hast du auf der Mail.............................

Slide 15 - Slide

Tot slot
Zijn er vragen over het regelmatig werkwoord en het voltooid deelwoord?
Andere vragen?

Huiswerk: Planner week 3:
Kapitel 4: 2,3,4,5,6,7 (extra 9,10)
Kapitel 4: 13 (Rottweiler)
Kapitel 4: 19, 21, en 22 (regelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd)
Kapitel 4: 26, 27 ( voltooid deelwoord)
Werkblad teams bij opdrachten. Sluitingstijd inleveren maandag 09.00u

Slide 16 - Slide