This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Toets Havo Klas 2
Hoofdstuk 2
Slide 1 - Slide
In welk tijdvak speelt de Gouden eeuw zich af?
Slide 2 - Open question
Welk antwoord heeft de zinnen in de juiste chronologische volgorde gezet? A Amsterdam wordt een stapelmarkt voor hout en graan. B Het rampjaar begint C De Republiek blokkeert de toegang tot de haven van Antwerpen. D Raadpensionaris Johan de Witt wordt vermoord. E De stadhouder botst met andere bestuurders over het einde van de oorlog met Spanje en het verkleinen van het leger en de vloot. F De Verenigde Oost-Indische Compagnie wordt opgericht.
A
C-E-F-A-D-B
B
C-A-F-E-B-D
C
F-A-C-E-B-D
D
F-B-A-C-D-B
Slide 3 - Quiz
Waarom was de val van Antwerpen goed voor de economie van de Republiek?
Slide 4 - Open question
Rond 1600 richtten kooplieden uit de Nederlanden compagnieën op die schepen naar Azië stuurden, maar in 1602 werden die compagnieën samengevoegd. Noem 2 voordelen van het samenvoegen van de verschillende compagnieën (R2p)
Slide 5 - Open question
Lodewijks minister van Financiën Colbert voerde het systeem van het mercantilisme in. Leg uit of dit systeem een succes was voor de schatkist van Lodewijk XIV.
Slide 6 - Open question
Voor de toets heb je de Gouden Eeuw bestudeerd. Was deze eeuw ‘gouden’ voor alle inwoners van de Republiek? Leg je antwoord uit.
Slide 7 - Open question
Tijdens de oorlog tegen Spanje speelden de gevechten zich vooral af op land. Later in de 17e eeuw vocht de Republiek vaker op zee. Verklaar waarom de legers van de Republiek vaker op zee gingen vechten
Slide 8 - Open question
VOC en WIC waren handelsondernemingen die handel dreven in verre overzeese gebieden. Zij vervoerden hun goederen met schepen. De VOC richtte zich op Azië en de WIC op Afrika en Amerika. Noem nog twee overeenkomsten en twee verschillen tussen de VOC en de WIC op het gebied van bestuur/handelsproducten/bezittingen.
Slide 9 - Open question
Waarom vestigden veel buitenlandse geleerden zich in de Republiek?
Slide 10 - Open question
In 1691 werd Jan Six burgemeester van Amsterdam. Een man uit een rijke protestantse familie. (2p) Leg uit wat zijn burgemeesterschap te maken had met coöptatie, doe dit zo: - Leg eerst uit wat coöptatie betekent. - Leg vervolgens uit wat dit te maken kan hebben met zijn benoeming tot burgemeester
Slide 11 - Open question
Wat waren twee oorzaken van het Rampjaar?
Slide 12 - Open question
In hoofdstuk 1 kwam de centralisatiepolitiek van Filips II aan de orde. Noem een overeenkomst tussen het centrale bestuur van Filips II en het absolutisme van Lodewijk XIV
Slide 13 - Open question
Gebruik bron 1
Lodewijk XIV was een koning met het droit divine (goddelijke recht). Bekijk de bron en leg uit of de tekenaar het hiermee eens is of niet.
Klik op het plaatje om deze groter te maken
Gebruik de bron
Slide 14 - Open question
De Republiek der Nederlanden had een Staten-Generaal, Frankrijk ook. In de Republiek kwamen de leden regelmatig bij elkaar, maar in Frankrijk riep de koning de Staten-Generaal vanaf 1614 bijna twee eeuwen lang niet bij elkaar. Verklaar dat verschil.
Slide 15 - Open question
Waarom was voor kunstenaars in de Republiek de kerk geen belangrijke opdrachtgever?
Slide 16 - Open question
➤Amsterdam werd een belangrijke havenstad in de zeventiende eeuw. Waarom lag Amsterdam voor de handel op een goede plek? Kies het juiste antwoord.
A
De stad lag halverwege op de handelsroute tussen Noord- en Zuid-Europa.
B
Omdat Amsterdam de hoofdstad van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was.
C
Vanaf Amsterdam kon je per schip over de rivieren naar Duitsland varen.
D
Amsterdam lag dichtbij de rivier Schelde. Dat was makkelijk voor de handel.
Slide 17 - Quiz
Welke van deze twee beweringen over het rampjaar (1672) is waar? 1. In 1672 werd de Republiek aangevallen door Engeland, Frankrijk, Keulen en Münster (Duitse staten) 2. Raadspensionaris Johan de Witt werd door een woedende menigte vermoord.
A
alleen stelling 1 is juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
beide stellingen zijn juist.
D
alleen stelling 2 is juist
Slide 18 - Quiz
➤De Gouden Eeuw was in de
A
15e eeuw
B
16e eeuw
C
17e eeuw
D
18e eeuw
Slide 19 - Quiz
➤Een schip dat vanuit Amsterdam naar de landen rond de Oostzee vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 20 - Quiz
➤Een schip dat vanuit de landen rond de Oostzee naar Amsterdam vaart, is geladen met:
A
kaas, textiel en vis
B
wijn en olie
C
specerijen
D
graan en hout
Slide 21 - Quiz
Lees de bron. Uit de bron kun je opmaken:
A
dat absolute heersers volgens Bossuet meestal verstandig regeren.
B
dat er veel kritiek was op de manier waarop vorsten met hun macht omgingen.
C
dat machtsmisbruik volgens Bossuet tegen Gods wil ingaat.
D
dat vorsten volgens Bossuet met hun macht mochten doen wat ze wilden.
Slide 22 - Quiz
Deze vraag gaat over 'machthebbers in Europa'.
Welke zin is juist?
In de Republiek:
A
hadden de gewesten weinig te vertellen en was de Staten-Generaal erg machtig.
B
nam de stadhouder alle belangrijke beslissingen en gaf de Staten-Generaal hem advies.
C
waren de gewesten erg zelfstandig, maar namen ze sommige beslissingen samen in de Staten-Generaal.
D
werden alle belangrijke beslissingen in de Statenvergaderingen van de gewesten genomen.
Slide 23 - Quiz
Deze vraag gaat over de Gouden Eeuw in Nederland. Welke twee zinnen passen het beste bij de bron?
1 Amsterdam was een belangrijke stapelmarkt. 2 Amsterdam was net als andere steden belangrijk voor de handel. 3 In Nederland waren geen materialen om schepen mee te maken. 4 In Nederland waren veel ondernemers.