§1.2 Klimaten

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 4

1.2 Klimaten

Leerdoelen

1. Je weet welke klimaten er zijn en wat de klimaatfactoren zijn.
   
2. Je begrijpt op welke manier de klimaatfactoren het klimaat kunnen beïnvloeden.
   
3. Je kunt de ligging van de verschillende klimaten verklaren aan de hand van de klimaatfactoren.

Begrippen

klimaat – Het gemiddelde weer, gemeten over een periode van dertig jaar.

breedteligging – De geografische ligging van een plaats ten opzicht van de evenaar

uitgedrukt in graden.

tropisch regenwoudklimaat – Een klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met

het hele jaar door veel regen.

luchtvochtigheid – De hoeveelheid vocht die in de lucht zit.

savanneklimaat – Klimaat met een maandtemperatuur boven de 18 °C met een droge en

natte tijd.

steppeklimaat – Klimaat met weinig neerslag en een begroeiing van gras.

woestijnklimaat – Klimaat met meestal hoge temperaturen en vrijwel geen neerslag.

Begrippen

landklimaat – Klimaat met een groot verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur.

gematigd zeeklimaat – Klimaat waarin het verschil tussen de zomer- en wintertemperatuur

klein is en de neerslag het hele jaar door valt.

toendraklimaat – Klimaat waarbij zelfs in de zomer de temperatuur niet boven de 10 °C

komt.

poolklimaat – Klimaat waarbij de temperatuur altijd onder de 0 °C blijft.

hooggebergteklimaat – Een sneeuw- en ijsklimaat hoog in de bergen.

klimaatfactoren – Breedteligging, hoogteligging, afstand tot zee, gesteldheid oppervlak en

aanvoer lucht van elders.

hoogteligging – De ligging van een gebied, uitgedrukt in aantal meters boven de

zeespiegel.

Warme klimaten

Gematigde klimaten

Koude klimaten

Video

MR GEO hoe hoger hoe kouder

Maken:

Opdrachten §1.2 Klimaten
(is ook huiswerk)

Klaar? 

Ga dan verder met de topografie van Europa en de Verenigde Staten.