This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
Afronden
Slide 1 - Slide
Hoe rond je af?
Als je een getal moet afronden, let dan alleen op het eerstecijfer dat je weglaat. Als dat cijfer lager is dan 5, rond je naar beneden af. Is dat cijfer 5 of hoger, rond je omhoog af.
Slide 2 - Slide
voorbeeld 1
93 : 16 = 5,8125
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
93 : 16 = 5,81.
In dit geval laat je alle cijfers na de 1 weg, omdat het eerste getal na de 1 kleiner is dan 5.
Slide 3 - Slide
voorbeeld 2
62 : 9 = 6,888888... (een eindeloze reeks achten)
Afgerond op twee cijfers achter de komma:
62 : 9 = 6,89
In dit geval laat je alles na de tweede 8 weg. Omdat het eerstvolgende cijfer een 8 is, moet je het getal naar boven afronden.
Slide 4 - Slide
afronden bij economie
Afronden van geld >> altijd 2 decimalen.
Afronden van procenten >> 1 decimaal.
Afronden mensen, dagen, etc. >> heel getal.
Tenzij er anders gevraagd wordt.
Slide 5 - Slide
Wat heb je geleerd?
Slide 6 - Slide
Afronden op één cijfer achter de komma. 5,579 wordt
A
5,5
B
5,6
C
5,55
D
5,7
Slide 7 - Quiz
Afronden op twee cijfers achter de komma. 4,5799 wordt
A
4,57
B
4,59
C
4,56
D
4,58
Slide 8 - Quiz
Afronden op hele getallen. 15,49 wordt
A
16
B
15
C
15,5
D
15,4
Slide 9 - Quiz
Afronden op één cijfer achter de komma. 5,549 wordt
A
5,4
B
5,6
C
5,5
D
6,0
Slide 10 - Quiz
Afronden op twee cijfers achter de komma. 4,5749 wordt