Quadraam
Ruimte voor talent

Organiseer je eigen Free Walking Tour, clase 1

Organiseer je eigen Free Walking Tour
Clase 1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Organiseer je eigen Free Walking Tour
Clase 1

Slide 1 - Slide

Programa de hoy
  • ¿Quién eres?
  • los objetivos
  • La tarea final
  •  Ser - Estar - Hay
  • La ciudad - vocabulario
  • La próxima clase

Slide 2 - Slide

                  ..... y tú, ¿Quién eres?
nombre, edad, ciudad
¿Cómo te llamas?
¿Cuántos años tienes?
¿Dónde vives?
¿Cómo se llama tu instituto?

Slide 3 - Slide

Los objetivos
Doel: Ik kan in het Spaans een rondleiding geven door mijn woonplaats.
- Ik kan in het Spaans vertellen over mijn stad.
- Ik kan in het Spaans de weg wijzen.
- Ik kan met enthousiasme presenteren in het Spaans.

Slide 4 - Slide

La tarea final
Met de hele groep organiseer je een rondleiding door de stad. Iedereen verzorgt een onderdeel van de rondleiding.

Slide 5 - Slide

5. SER-ESTAR-HAY
Alle 3 betekenen ze "zijn"
  • ser - vaste eigenschappen, kenmerken=> Carmen es española.
  • estar - zich bevinden, tijdelijke toestand=> Pablo está en Amsterdam / Ana está resfriada.
  •  hay - er is, er zijn => ¿Hay bancos por aquí? / Hay una fiesta en la ciudad
    => nooit met het bepaalde lidwoord, altijd zonder of met het onbepaalde lidwoord 

Slide 6 - Slide

Ser y estar
                                        Ser = zijn                  Estar = zijn/zich bevinden



soy
eres
es
somos
sois
son
Yo
Él/ella/usted
Nosotros
Vosotros
Ellos/ellas/ustedes
estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 7 - Slide

Estar
waar 
(ligging van een persoon, ding of gebouw) 
Juan ESTÁ en el museo.

El museo ESTÁ en Amsterdam.
Hoe 
(tijdelijke eigenschappen, gevoelens)
Juan ESTÁ aburrido.

Juan ESTÁ mareado.

Slide 8 - Slide

Het werkwoord SER

  1. Pablo ________ (ser) un chico.
  2. Yo ________ (ser) holandés. 
  3. Paco y Lola _________ (ser) amigos. 
  4. Vosotros _________ (ser) muy amables. 
  5. Tú ____________ (ser) de Italia. 
  6. Marta y yo __________ (ser) familia.  
Schrijf de antwoorden in je schrift!

Slide 9 - Slide

A practicar con los verbos 'ser' y 'estar'
https://ebrouwerdekoning.wixsite.com/spaans/kopie-van-1-1-1-hola-qu%C3%A9-tal-5
-> Checkpoint 1, Tarea 2 t/m 6 en 8

https://app.memrise.com/aprender/learn?course_id=6216333&level_index=4

https://www.profedeele.es/actividad/haber-estar-tener/  -> Ejercicios 5 y 6

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Slide 13 - Link

HAY
Wat wordt er met HAY bedoeld?
HAY betekent ER IS of ER ZIJN.
Het hoeft NIET vervoegd te worden
Er is geen yo Hay, tú hay etc. 

Wanneer je NO schrijft voor HAY, staat er NO HAY (logisch!)
Je zegt dan : Er is niet/ geen of er zijn niet /geen.

Slide 14 - Slide

¿Qué hay en Barcelona?

Slide 15 - Mind map

Lugares en la ciudad

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Vocabulario - La Ciudad
https://www.profedeele.es/actividad/tiendas-lugares-trabajo/   ->Ejercicios 2, 3, 4, 5 y 9

https://app.memrise.com/community/course/521576/con-gusto-1-unidad-6-por-la-ciudad/4


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

La próxima clase
De route uitzetten
Taken verdelen
Samen een uitnodiging maken
Datum prikken

Huiswerk: eigen woordenlijst la ciudad maken en leren

Slide 21 - Slide