3.2 Weerstand

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

3.2 Weerstand

Leerdoelen

- recht evenredige verbanden herkennen

- zo nauwkeurig mogelijk de weerstand bepalen uit een I,U-diagram

- rekenen met de formules voor weerstand

- uitleggen hoe weerstand de stroomsterkte beïnvloedt

Weerstand: hoe moeilijk kan iets erdoor heen?

Spanningsbron levert 160 V

Wat gebeurt er met de stroom, als de weerstand groter wordt?

Grootheid:   Weerstand  R (resistance)

Eenheid:      Ohm             Ω  (Griekse letter omega)

        R = U / I    of     U = I * R

Als U constant is, R wordt groter,
wat moet er dan met I gebeuren?

weerstand varieert

R = U / I, dat verandert

als grafiek een rechte lijn is, geldt:
- als U groter wordt, wordt I ook groter
- als U = 0, dan I = 0 (lijn door oorsprong)
- voor elk punt geldt U / I = hetzelfde!
U / I = R dus R is overal hetzelfde

- recht evenredig verband

Voorbeeld

Je stopt een batterij in je fietslamp. Deze levert een spanning van 4,5 V en er loopt een stroom van 0,2 A.

Bereken de weerstand van het lampje

Voorbeeld

Je stopt een batterij in je fietslamp. Deze levert een spanning van 4,5 V en er loopt een stroom van 0,2 A.

Bereken de weerstand van het lampje

Gegeven: U = 4,5 V,   I = 0,2 A
Gevraagd: R
Formule: R = U / I
Oplossing: R = U / I = 4,5 / 0,2 = 22,5 Ω 

Opdrachten maken

route 1: 18, 19, 20, 21 (niet c), 23, 25,

route 2: 19, 20, 23, 25, 27, 29, 30

laatste 25 minuten: practicum

Practicum

1. Bouw schakeling A en laat deze controleren voordat je hem aanzet.

2. Herhaal stap 1 voor B, C en D (voor blokje mag je lampje gebruiken).

3. Bouw de schakeling hier rechtsonder. Laat hem controleren voordat je hem aanzet

4. Zet de spanningsbron op 12 V. Lees de ampère- en voltmeter af.

Bereken de weerstand van het middelste lampje