Quadraam
Ruimte voor talent

Zinsontleden





Zinsontleding






Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson





Zinsontleding






Nederlands

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm

Slide 2 - Slide

Leg uit hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

Slide 3 - Open question

Geef de persoonsvorm van de volgende zinnen.

Slide 4 - Slide

Waarom wandelt Elise de avondvierdaagse?

Slide 5 - Open question

Sam is vandaag tot 14:05 naar school geweest.

Slide 6 - Open question

Wie heeft er een pizza gegeten?

Slide 7 - Open question

Soms rijdt mijn broertje door een rood verkeerslicht.

Slide 8 - Open question

Werkwoordelijk gezegde

Slide 9 - Slide

Wat is het werkwoordelijke gezegde?

Slide 10 - Open question

Wat is de werkwoordelijke rest?

Slide 11 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik ben aan het voetballen.'

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Ik eet een banaan.'

Slide 13 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Josefien heeft een fiets gestolen.'

Slide 14 - Open question

Onderwerp

Slide 15 - Slide

Wat is het onderwerp?
'Samen met jan ben ik wezen zwemmen.'
A
Jan
B
Ik
C
Samen met Jan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 16 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Susan gaf Lies een cadeautje.
A
Lies
B
een cadeautje
C
Susan
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 17 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De bal vloog door het raam.
A
De bal
B
Het raam
C
Vloog
D
Er zit geen onderwerp in deze zin.

Slide 18 - Quiz

Lijdend voorwerp

Slide 19 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
'De jongens gooiden sneeuwballen op het schoolplein.'

A
De jongens
B
sneeuwballen
C
het schoolplein
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Razend gooide de leraar een krijtje door het lokaal.'

A
Razend
B
de leraar
C
een krijtje
D
het lokaal

Slide 21 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'
A
Peter
B
gisteren
C
zijn scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 22 - Quiz