Quadraam
Ruimte voor talent

Deeltaak 6 Week 4 Les 2

Deeltaak 6 Week 4 les 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Deeltaak 6 Week 4 les 2

Slide 1 - Slide

Was machen wir heute?
  • Wiederholung bestimmter und unbestimmter Artikel(der,die,das,ein,eine)
  • Wiederholung Possesivpronomen (bezittelijke voornaamwoorden)
  • selbstständig arbeiten
  • Fragen!?



Slide 2 - Slide

Vorab Fragen?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 11 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
dein
B
sein
C
ihr

Slide 12 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 13 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 14 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 15 - Quiz

onze ... Lehrerin (v)
A
unser
B
unsere

Slide 16 - Quiz

mijn ... Bruder.
A
mein
B
meine

Slide 17 - Quiz

(Mijn)_______ Hund isst gerne Fleisch.

Slide 18 - Open question

(Zijn)________ Vater hat ein großes Auto.

Slide 19 - Open question

Das sind (jullie) ________ Bücher(mv).

Slide 20 - Open question

Ist das (haar) ______ Mutter?

Slide 21 - Open question

Das ist (uw) ______ Fahrrad(o).

Slide 22 - Open question

selbstständig arbeiten

 Baustein 10, 11 und 12

Slide 23 - Slide

Deutsch-Niederländische Fußball-Rivalität

Slide 24 - Slide

Die Rivalität zwischen Deutschland und den Niederlanden besteht schon seit Jahren. Diese
Rivalität besteht auch heute noch, ist aber weniger ausgeprägt (minder uitgesproken) als
früher.

Slide 25 - Slide

Das 8. Finale der Weltmeisterschaft 1990 ist der Höhepunkt und gleichzeitig
der Tiefpunkt (dieptepunt) der Rivalität zwischen den Niederlanden und
Deutschland. Irgendwann (op een gegeven moment) sieht man jemanden
spucken (spugen).

Slide 26 - Slide

Wer spuckt?

Slide 27 - Open question

Und wen (op wie) hat er bespuckt?

Slide 28 - Open question

Was hältst du davon?

Slide 29 - Open question

Hausaufgaben
Baustein 10, 11 und 12
haben und sein leren
zwakke werkwoorden leren




Slide 30 - Slide

Gibt es noch Fragen?

Slide 31 - Slide