4hmaat2 quizvragen 4.6

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4hmaat2 quizvragen 4.6

Individualisering: Waar ligt de nadruk op bij individualisme?

Welke effecten heeft individualisering?

In welke landen is er met name sprake van individualisering?

1. Westerse landen en met name Nederland
2. Frankrijk
3. Noorwegen
4. Aziatische landen

Welke waarden bracht individualisering met zich mee?

1. Persoonlijke vrijheid, zelfontplooiing en eigen verantwoordelijkheid
2. Vrijheid van meningsuiting en godsdienst

Globalisering: Wat is iets uit je dagelijks leven dat voortkomt uit de ontwikkeling van globalisering?

Globalisering:
1. Globalisering en nationalisme staan tegenover elkaar
2. Globalisering heeft voor een slome cultuurverandering gezorgd.

1. 1 is juist
2. 2 is juist
3. beide zijn juist
4. beide zijn onjuist

Homo-emancipatie: Hoe is homo-emancipatie ontstaan?

In welk jaar is homo-emancipatie begonnen in Nederland?

1. Begin 19e eeuw
2. Eind 19e eeuw
3. Begin 20e eeuw
4. 2017

Etnische minderheden-emancipatie: Hoorde de BLM movement bij de emancipatie van etnische minderheden? Leg je antwoord uit.

Etnische minderheden:
1. Etnische minderheden hebben in Nederland dezelfde rechten als Nederlanders
2. De grootste etnische minderheid in Nederland zijn de Turkse-Nederlanders

1. 1= juist, 2 = onjuist
2. allebei juist
3. allebei onjuist
4. 1 = onjuist, 2 = juist

Vrouwenemancipatie: Beschrijf wat vrouwenemancipatie inhoudt en geef hier ook een voorbeeld bij.

Vrouwenemancipatie:
1. De emancipatiebeweging breidde zich uit door kiesrecht voor vrouwen
2. Emancipatie is het streven naar gelijke rechten/behandeling

1. 1 = juist, 2 = onjuist
2. 1 = onjuist, 2 = juist
3. 1+2 = onjuist
4. 1+2 = juist

Welke van de onderstaande kenmerken gaan over Nederland van voor de jaren zestig?
I. Veel vrouwen hebben een baan naast het huishouden.
II. Gehoorzaamheid, volgzaamheid en spaarzaamheid zijn belangrijke waarden.
III. De kerk speelt een grote rol in het leven van mensen.
IV. Er was veel contact tussen verschillende groepen mensen.
A. II en III.
B. I, II en IV.
C. I en III.
D. Alle kenmerken.

Geef een voorbeeld van een subcultuur waarin de traditionele normen en waarden nog naar voren komen en leg je antwoord uit.

Tot 1956 mochten vrouwen niet zelfstandig een bankrekening openen of een arbeidsovereenkomst tekenen. Hoe noemen we dit?