Quadraam
Ruimte voor talent

Imparfait, klas 3DCQ

Bonjour!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Imparfait
De verleden tijd zónder hulpwerkwoord. In het NL als 'ik ging, ik was, ik at, ik liep' etc.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. Ik ken de regel voor het maken van de imparfait. 
  2. Ik ken de uitgangen van de imparfait.
  3. Ik kan het stappenplan toepassen om een imparfait te maken.
  4. Ik ken de uitzondering van het werkwoord être.
  5. Ik kan werkwoorden omzetten in drie verschillende tijden.
  6. Ik weet hoe ik de werkwoordstijden moet vertalen.

Slide 3 - Slide

Het maken van een 'imparfait' gaat volgens principe 'hakken/plakken'. Maar wel vanuit een ander startpunt!

Regel:



nous-vorm uit de présent  zónder -ons
-ais, -ais, -ait, -ions, -iez, -aient
Leer deze uit je hoofd!

Slide 4 - Slide

Waarom de nous-vorm? Vanwege afwijkende vormen bij sommige werkwoorden. Neem alleen al de groep -ir met langere nous-vorm.
Dus: nous-vorm -ons + uitgangen.
hij ging -> ging komt van gaan, gaan = aller -> nous-vorm = allons -> -ons = all -> hij = il all -> uitgang van il = ait. Dus:

hij ging = il allait

Slide 5 - Slide

Één uitzondering, slechts eentje
Het werkwoord être heeft geen nous-vorm waar je -ons vanaf kunt halen. Het is immers (nous) sommes. Dus deze krijgt een geheel eigen vorm (die je al heel vaak hebt gezien én gebruikt).

Slide 6 - Slide

Je hebt hem eerder gezien als c'était
Het werkwoord être gaat op de volgende manier:

Slide 7 - Slide

Zet de volgende werkwoorden in de imparfait. Pak je schrift.
1. regarder - tu       (jij keek)
2. choisir - vous     (jullie kozen)
3. vendre - ils         (zij verkochten)
4. faire - nous        (wij deden)
5. travailler - il       (hij werkte)
6. réfléchir - je      (ik dacht na)
7. être - elles         (zij waren)
8. attendre - tu     (jij wachtte)
9. aller - elle           ( zij ging)

Slide 8 - Slide

Les réponses:
1. tu regardais
2. vous choisissiez
3. ils vendaient
4. nous faisions
5. il travaillait
6. je réfléchissais
7. elles étaient
8. tu attendais
9. elle voulait
Nous-vorm van de werkwoorden op -ir is langer, maar je mag er slechts -ons vanaf halen. Dus de -iss blíjft staan als onderdeel van de imparfait.

Slide 9 - Slide

Dan kun je nu ook omzetten van P -> PC -> I

1. Tu regardes - tu as regardé -  - tu regardais
Jij kijkt            jij hebt gekeken  jij gaat kijken     jij keek

2. vous choisissez - vous avez choisi - vous allez choisir - vous choisissiez

3. je regarde-

4 .nous vendons-

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Grandes Lignes
Komt uit klas 2 of uit je B-boek klas 3. 

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
  1. Ik ken de regel voor het maken van de imparfait. 
  2. Ik ken de uitgangen van de imparfait.
  3. Ik kan het stappenplan toepassen om een imparfait te maken.
  4. Ik ken de uitzondering van het werkwoord être.
  5. Ik kan werkwoorden omzetten in vier verschillende tijden.
  6. Ik weet hoe ik de werkwoordstijden moet vertalen.

Slide 14 - Slide

-ais
-ais
-ait
-ions
-iez
-aient
vous
il/elle/on
nous
Je
Tu
Ils/elles

Slide 15 - Drag question