Quadraam
Ruimte voor talent

Beeldaspect: licht en ruimte Voorbereiding op toets

LICHT
1 / 44
next
Slide 1: Slide
TekenenKunstzinnige oriëntatie+1Middelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 44 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Introduction

Aan de hand van werk van Vincent van Gogh maken de leerlingen kennis met het beeldaspect ‘licht’. Na een interactieve introductie van de begrippen lichtbron, lichtrichting, lichtcontrast en schaduw, wordt geoefend en geschetst.

Instructions

Algemene leerdoelen
- De leerlingen maken kennis met het beeldaspect ‘licht’.
- De leerlingen kunnen de begrippen lichtbron, lichtrichting, lichtcontrast en schaduw herkennen en toepassen in eigen werk en dat van anderen.

Aansluiting op het curriculum
- Domein kunst en cultuur: kerndoel 50
- Tehatex: domein A1 (beschrijven, onderzoeken en interpreteren)
- Kunst algemeen: vormgeving (beeldaspecten)

Benodigde materialen
- Voor de clair-obscur opdracht hebben de leerlingen een camera/mobiel nodig.
- Voor de twee schetsopdrachten hebben de leerlingen papier en een schetspotlood nodig.

Differentiatie
- De schetsopdrachten kunnen worden uitgebreid door leerlingen te laten schilderen in plaats van schetsen. Houd dan rekening met een lesduur van minstens 60 minuten.
- De les kan worden ingekort door alleen de oefeningen te doen, of deze juist weg te laten.

Items in this lesson

LICHT

Slide 1 - Slide

Het beeldaspect 'licht' gaat over de werking van licht op 2d en 3d vormen.

Kreupelhout, 1889.

LICHTBRON
Lichtbron: het object dat licht uitzendt.

Slide 2 - Slide

Licht het begrip 'lichtbron' toe of klik op de hotspot voor de definitie.

Vraag de leerlingen vervolgens wat zij denken dat in Kreupelhout de lichtbron is.


Natuurlijk licht is licht dat wordt uitgezonden door een natuurlijke lichtbron, zoals de zon, maan, sterren, vuur, bliksem etc. Op De oogst is dat de zon.
Kunstlicht is licht dat wordt uitgezonden door een kunstmatige lichtbron. Op De aardappeleters is dat de olielamp.

Slide 3 - Slide

Leg zo nodig het verschil tussen 'natuurlijk licht' en 'kunstlicht' uit.
Vraag vervolgens waar Vincent 'kunstlicht' en waar hij 'natuurlijk licht' gebruikte. De antwoorden staan in de hotspots.

  • De oogst, 1888
  • De aardappeleters, 1885


Slide 4 - Slide

Voordat Vincent aan De aardappeleters begon, twijfelde hij of hij ze in daglicht of 's avonds zou verbeelden. Hij koos voor de avond en daarmee voor een olielamp.

Ga naar de volgende slide voor de 'leerlingen vraag'.

Wat is het effect van de olielamp?
Het licht en de locatie van de olielamp zorgen dat de aandacht van 'de kijker' naar de familie gaat. Zij worden door het licht met elkaar verbonden. Rondom de familie is het donker, in hun midden is het licht.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

LICHTRICHTING
Lichtrichting: de richting waar het licht vandaan komt.

Slide 6 - Slide

Licht het begrip 'lichtrichting' toe of klik op de hotspot voor de definitie.

Vraag de leerlingen waar zij denken dat het licht hier vandaan komt en waarom.



Als je als 'kijker' als het ware tegen het licht in kijkt, noem je dat 'tegenlicht'. In dit geval kijk je tegen het licht van de zon in.
Het licht dat van achter de 'kijker' komt en frontaal op het onderwerp straalt heet 'frontaal licht'. Hierdoor kun je alle details, zoals de letters op de pet van Joseph Roulin, goed zien. Frontaal licht wordt ook wel 'meelicht' genoemd.

Slide 7 - Slide

Leg zo nodig de begrippen 'tegenlicht' en 'meelicht' uit. Vraag vervolgens waar Vincent 'meelicht' en waar hij 'tegenlicht' gebruikte. 
Tip: de lichtrichting kan worden aangewezen door gebruik van het potlood in de onderbalk.

  • De zaaier, 1888
  • Portret van Joseph Roulin, 1889, Kröller-Müller Museum, Otterlo



Wat is het grootste verschil tussen mee- en tegenlicht?
In het geval van tegenlicht zie je bijna altijd een silhouet. Bij meelicht is het onderwerp juist goed verlicht. Je ziet dan weinig schaduwen.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions



Zijlicht is licht dat van opzij komt. Hierbij zie je de schaduwen heel duidelijk.  De schaduw in de oogkassen en op het voorhoofd van het skelet bijvoorbeeld.
Strijklicht is licht dat langs de dingen 'strijkt'. Hierdoor zie je het oppervlak heel goed.

Slide 9 - Slide

Leg zo nodig de begrippen 'zijlicht' en 'strijklicht' uit. Vraag vervolgens waar Vincent 'zijlicht' en waar hij 'strijklicht' gebruikte. De antwoorden staan in de hotspots.

  • Detail van Kop van een skelet met brandende sigaret, 1886
  • Naaiende vrouw, 1885


Kan strijklicht ook zijlicht zijn?
Sterker nog: strijklicht is bijna altijd zijlicht. Ja dus.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions


Hier komt het licht van alle kanten. Dat noem je 'diffuus licht'. Het wordt ook wel 'verspreid licht' genoemd. 

Slide 11 - Slide

Vraag de leerlingen waar het licht hier vandaan komt.

Boulevard de Clichy, 1887

LICHT-DONKER CONTRAST
Licht-donker contrast: het verschil tussen lichte en donkere vlakken in een werk.

Slide 12 - Slide

Licht het begrip 'licht-donker contrast' toe of klik op de hotspot voor de definitie.

Bespreek de verschillende lichtcontrasten in het schilderij.



Hier gebruikte Vincent vooral een klein licht-donker contrast. Hierbij is er weinig verschil tussen lichte en donkere partijen.
Hier is een groot licht-donker contrast te zien. Daarbij heb je veel verschil tussen lichte en donkere partijen. In dit geval de zwarte schoenen tegen de lichtbruine grond.

Slide 13 - Slide

Vraag de leerlingen waar Vincent vooral een groot licht-donker contrast gebruikte en waar hij juist vooral een klein licht-donker contrast toepaste.
  • Montmartre: molens en moestuinen, 1887
  • Schoenen, 1886


?? stoel gaugain??
Dit lichteffect heet: clair-obscur. Dat is Frans voor 'licht-donker'. Hierbij worden de licht-donker contrasten sterker afgebeeld dan ze in het echt meestal zijn. Het ziet er daardoor nogal dramatisch uit.

Slide 14 - Slide

Leg uit: In dit zelfportret is ook sprake van een groot licht-donkercontrast. Dit heet: clair-obscur. 
  • Zelfportret met vilthoed, 1886-1887
SCHADUW
Schaduw: ontstaat als het licht van een lichtbron helemaal of gedeeltelijk wordt tegengehouden door een object. Zonder licht en een object is er geen schaduw.

Slide 15 - Slide

Licht het begrip 'schaduw' toe of klik op de hotspot voor de definitie.

Vraag eventueel: hoe noem je de schaduw die Vincent in dit werk gebruikte? (antwoord: slagschaduw)



'Eigen schaduw' is de schaduw van het voorwerp op hetzelfde voorwerp. De onderbelicht kant van het voorwerp dus. Hier zijn dat de schaduwpartijen op de bierpullen. Naast 'eigen schaduw' is hier is ook slagschaduw te zien.
Slagschaduw: de schaduw van een voorwerp op een ondergrond of op een ander object. In dit geval Vincents schaduw op de grond.

Slide 16 - Slide

Leg zo nodig de begrippen 'slagschaduw' en 'eigen schaduw' uit. Vraag dan waar Vincent 'slagschaduw' en waar hij 'eigen schaduw' gebruikte.
  • Bierpullen, 1885
  • De schilder op de weg naar Tarascon, 1888, vernietigd in de Tweede Wereldoorlog


Silhouet
Vincent schreef aan zijn broer Theo over Landschap bij avondschemering: "Twee perenbomen helemaal zwart tegen een geel wordende lucht"
(Brief 891, 24 juni 1890)

Slide 17 - Slide

Klik op het icoon voor een citaat van Vincent over dit schilderij. 

Landschap bij avondschemering, 1889.
Hoe noem je het effect dat Vincent beschreef?
Silhouet
Een silhouet. We zagen het al eerder bij De zaaier.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

SAMENVATTING




Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Lichtbron:


Lichtrichting:


Lichtcontrast:


Schaduw:

  • natuurlijk en onnatuurlijk


  • tegenlicht, meelicht, zijlicht, strijklicht, diffuuslicht


  • groot contrast, klein contrast en clair-obscur


  • eigen schaduw, slagschaduw en silhouet

Slide 20 - Slide

Loop eventueel het overzicht van de besproken begrippen door.
OEFENEN

Slide 21 - Slide

Op de volgende slides volgen een aantal oefeningen.
- Wat is de lichtrichting?
- Wat voor schaduw zie je hier?

Schaduw: slagschaduw.
Schaduw: eigen schaduw.
Lichtrichting: tegenlicht.

Slide 22 - Slide

Klik op de hotspots voor de antwoorden.

Cafétafel met absint, 1887.

- Wat is de lichtbron?
- Welk lichtcontrast gebruikte Vincent?
Lichtbron: natuurlijk licht. Vincent schilderde de maan en vele sterren.
Lichtcontrast: in De sterrennacht zie je een groot contrast tussen licht en donker. Lichte en donkere gedeeltes (zoals de sterren en de hemel) liggen naast elkaar.

Slide 23 - Slide

De sterrennacht, 1889, Museum of Modern Art, New York.
- Wat is de lichtbron?
- Wat voor schaduw zie je?
Lichtbron: natuurlijk licht. De zon beschijnt dit landschap.
Schaduw: Hier is bijna geen schaduw te zien. Alleen wat slagschaduw onder de bomen.. Geïnspireerd door Japanse prenten liet Vincent de schaduw soms weg.

Slide 24 - Slide

Veld met irissen bij Arles, 1888.
- Welk lichtcontrast gebruikte Vincent?
- Waarom deed hij dat, volgens jou?
   Lees eerst het citaat onder het icoon met de envelop.
Vincent gebruikte 'clair-obscur'. Dat maakt de scene iets dramatischer dan wanneer hij een klein licht-donkercontrast had gebruikt. 
"Ik heb n.l. wel terdeeg er op willen werken men de gedachte krijge dat die luidjes die bij hun lampje hun aardappels eten, met die handen die zij in den schotel steken zelf de aarde hebben omgespit en het spreekt dus van handenarbeid en van – dat zij hun eten zoo eerlijk verdiend hebben. Ik heb gewild dat het doe denken aan een gansch andere manier van leven dan die van ons – beschaafde menschen.– Ik zou dan ook volstrekt niet begeeren iedereen ’t zoo maar mooi of goed vond." Dit schreef Vincent op 30 april 18885 aan zijn broer Theo (brief 497).

Slide 25 - Slide

De aardappeleters, 1885.
Lichtval
Lichtbron
Eigen schaduw
Clair-Obscur
Kunstlicht

Licht - donker
Contrast
Lichteffecten
Lichtrichting
Meelicht
Strijklicht
Natuurlijk licht
Schaduwwerking
Slagschaduw
Tegenlicht
Zijlicht

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Clair-obscur
Bij clair-obscur overdrijven schilders het contrast tussen licht en donker. Daarmee wordt een dramatisch effect bereikt. Caravaggio was de eerste schilder die het vaak toepaste. Clair-obscur ontstond in de 16e eeuw in Italië.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Licht - Donker contrast
Bij licht-donker contrast gaat het om het contrast in helderheid. Het naast elkaar gebruiken van licht en schaduw. Vooral in de schilderkunst van de barok werd een groot licht/donkercontrast heftig ingezet om een dramatisch effect te bereiken: dit wordt clair-obscur genoemd. Licht-donkercontrast wordt ook in de (zwart/wit)fotografie veel gebruikt. Er zit dan diep zwart en helder wit in de foto, in plaats van heel veel grijstinten.

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slagschaduw en eigen schaduw
De slagschaduw is de schaduw van een object op zijn omgeving. Het object van Giacometti is beschenen door één sterke lichtbron. Het licht komt van links en veroorzaakt scherpe, harde slagschaduw van het 'tafeltje' op het lichte voetstuk van het beeld.

De eigen schaduw is de beschaduwde kant van het object zelf, de kant die niet (of minder) beschenen wordt. Of waar geen direct licht op valt.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Lichtrichting
De richting waar het licht heen schijnt, vanaf de lichtbron.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Schaduwwerking
Het effect van licht. Schaduwplekken ontstaan omdat er weinig of geen licht op die plekken valt. Er worden verschillende soorten schaduw onderscheiden:
Eigen schaduw: Dit is de schaduw die ontstaat op het belichte object zelf. Het benadrukt de vorm van het object en geeft het object plasticiteit.
Kernschaduw: Is het middelste, donkerste deel van de eigen schaduw. Kernschaduw en halfschaduw worden zichtbaar op bolle vormen.
Halfschaduw: Het gedeelte tussen de kernschaduw en het verlichte gedeelte op een voorwerp.
Slagschaduw: Dit is de schaduw van een voorwerp die op een ondergrond of een andere vorm valt. Als de omgeving niet vlak is wordt de slagschaduw gebroken, en spreken we van gebroken schaduw; de schaduw verliest dan zijn herkenbare silhouet. De hoogte van de lichtbron bepaalt of er korte of langgerekte schaduwen (strijklicht) ontstaan.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Video

This item has no instructions

Beeldaspect 
Ruimte

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen, uitleggen en toepassen welke verschillende soorten ruimte suggesties er zijn.  

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Ruimtesuggestie
Er zijn verschillende manieren om in een tekening of schilderij ruimte uit te beelden. Door bepaalde trucjes toe te passen lijkt het dan net alsof er ruimte in je werk zit. Dit noem je ruimtesuggestie.



Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Overlapping
Een object staat voor een ander object. Je weet daardoor dat het object dat overlapt wordt verder naar achter staat.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Afsnijding
Een gedeelte van de voorstelling wordt afgesneden door het kader. Hierdoor lijkt het tafereel buiten het schilderij door te lopen, en creër je diepte in je werk.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Repoussoir
Een repoussoir ontstaat wanneer een grote donkere vorm op de voorgrond de rest naar achteren duwt. Door deze vorm wordt je, als toeschouwer, de afbeelding  ingetrokken.
Vaak steekt de vorm op de voorgrond donker af tegen de lichte achtergrond.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Groot - Klein
Door grote voorwerpen op de voorgrond te tekenen en kleine voorwerpen op de achtergrond krijg je diepte in je werk.
De grote voorwerpen zijn vaak scherper en de kleine wat vager. 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Atmosferisch perspectief

De kleuren worden naar de achtergrond toe vager. In sommige werken worden ze ook blauwer of groener van kleur.


Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Plans
De ruimte wordt in lagen opgedeeld. De schilder maakt gebruik van een voorplan en een achterplan, soms een middenplan. Elk plan heeft een eigen sfeer, lichtheid en stijl van vormgeving.


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Coulissewerking
Aan de zijkanten van een tekening of schilderij zijn vormen geplaatst waar je langs kijkt naar achteren toe.
Zoals de coulissen aan de zijkanten van een toneel, of zoals de werking van een kijkdoos. 


Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Stapeling
De objecten worden in lagen boven elkaar 'gestapeld'. De objecten die laag staan 'lijken' zo dichtbij en de objecten die hoog in de afbeelding staan 'lijken' ver weg. 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Doorkijkje
Je kijkt als toeschouwer door bijvoorbeeld een raam of deur naar binnen of buiten.
Het tafereel wordt hierdoor gedeeltelijk overlapt door bijvoorbeeld een muur of een raam.

 

Slide 44 - Slide

This item has no instructions