lidwoorden en haben en sein workshop

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

lidwoorden en haben en sein herhaling

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:

1. vrouwelijk
2. onzijdig
3. meervoud
4. mannelijk

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:

1. mannelijk
2. onzijdig
3. vrouwelijk
4. vrouwelijk en meervoud

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:

1. mannelijk
2. onzijdig
3. meervoud
4. vrouwelijk

Wat zet je voor Bruder?

Noem een woord waar je
"die" voor kunt zetten.

Wat zet je voor Lehrerin?

1. die
2. das
3. der

Wat zet je voor Schule?

1. der
2. die
3. das

Wat zet je voor Kind?

1. der
2. die
3. das

Wat zet je voor Freundschaft?

1. der
2. die
3. das

haben en sein zijn regelmatige werkwoorden

1. ja
2. nee

Peter ..... (haben) gestern seine Bücher vergessen.

1. hast
2. habt
3. habe
4. hat

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
Wie alt ... du?

1. sind
2. seid
3. bist
4. bin

Wat is de juiste vorm van haben of sein?
Wie alt ... du?

1. hast
2. habe
3. bist
4. bin

vul in: haben of sein?
Wir .... jetzt in der Schule.

1. haben
2. seid
3. sind
4. habt

vul in: haben of sein?
Ich ...... zwei Brüder

1. bin
2. sind
3. habe
4. habt

Exitticket:
Ik kan de werkwoorden “haben” en “sein” vervoegen.

1. Ik kan het
2. Ik moet nog leren, maar het komt goed
3. Ik snap het helemaal niet
4. Ik kan het anderen uitleggen

Exitticket:
Ik ken de lidwoorden der, die en das en weet wanneer ik ze moet gebruiken.

1. Ik kan het
2. Ik moet nog leren, maar het komt goed
3. Ik snap het helemaal niet
4. Ik kan het anderen uitleggen