Quadraam
Ruimte voor talent

Examentraining

Examentraining Nederlands
Kennisquiz


1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

Items in this lesson

Examentraining Nederlands
Kennisquiz


Slide 1 - Slide

Wat zijn de overeenkomsten tussen een zakelijke mail en een zakelijke brief?

Slide 2 - Open question

Een brief heeft minder verplichte onderdelen dan een mail
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Reclameteksten

Slide 4 - Mind map

Wat zijn de meest voorkomende tekstdoelen van een schrijver?

Slide 5 - Open question

De juiste volgorde van lees strategieën zijn
A
zoekend lezen, oriënterend lezen, intensief lezen
B
intensief lezen, oriënterend lezen, zoekend lezen
C
oriënterend lezen, intensief lezen, zoekend lezen

Slide 6 - Quiz

De eerste zin van de brief begint met een hoofdletter.
A
Niet waar, de aanhef eindigt met een komma en daarna krijg je nooit een hoofdletter.
B
Waar. In de zakelijke brief begint de eerste zin toch met een hoofdletter.

Slide 7 - Quiz

hoofdgedachte van een tekst

Slide 8 - Mind map

Kies de juiste schrijfwijze voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,

Slide 9 - Quiz

Een sollicitatiebrief is geen zakelijke brief
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte zijn eigenlijk hetzelfde
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

vaste onderdelen inleiding tekst

Slide 12 - Mind map

signaalwoorden oorzaak gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook

Slide 13 - Quiz

In een zakelijke brief gebruik je formele taal.
A
Waar.
B
Niet waar.

Slide 14 - Quiz

Noem drie signaalwoorden die horen bij het tekst verband: tegenstelling

Slide 15 - Open question

signaalwoorden voorwaarde
A
waarmee, zodat, met behulp van
B
als........dan, indien
C
ook, tevens

Slide 16 - Quiz

Kenmerken van een artikel zijn:

Slide 17 - Open question

Bij zoekend lezen moet je de tekst iedere keer opnieuw doorlezen
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

signaalwoorden tijdsvolgorde (chronologisch)
A
dus, concluderend, dat betekent
B
net zoals, even....als
C
eerst, dan, daarna, voordat, verder, ten slotte

Slide 19 - Quiz

Hoe ga jij het examen Nederlands voorbereiden/leren???

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Video