What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Quadraam
Ruimte voor talent
‹
Return to search
PW Kapitel 4+5 V2
Wat weet je aan het einde van deze les?
- Wat je moet leren voor het PW
- Wat je moet kennen en kunnen
- Wat je al kent
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat weet je aan het einde van deze les?
- Wat je moet leren voor het PW
- Wat je moet kennen en kunnen
- Wat je al kent
Slide 1 - Slide
Wat was het onderwerp van Kapitel 4?
Slide 2 - Open question
Welke Duitse woorden
ken je nog uit Kapitel 4?
Slide 3 - Mind map
Grammaticaonderdelen
- ein-groep
- meervoud van het znw
- persoonlijk voornaamwoorden er/sie/es
Slide 4 - Slide
welke woorden horen bij de
ein-groep?
A
persoonlijke voornaamwoorden
B
bezittelijke voornaamwoorden
Slide 5 - Quiz
Welke Duitse bezittelijke voornaamwoorden ken je nog?
Slide 6 - Open question
De regel
Weet je nog....
mein Vater
meine Mutter
Slide 7 - Slide
Wat is de regel van de ein-groep?
Slide 8 - Open question
mein
meine
Bruder
Cousine
Lehrer
Eltern
Slide 9 - Drag question
Het meervoud
mannelijk --> Umlaut + -e
vrouwelijk --> -en, -n, -nen
onzijdig --> -e
Slide 10 - Slide
Uitzonderingen
mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er krijgen in het meervoud GEEN uitgang:
das Mittel --> die Mittel
der Esel --> die Esel
das Mädchen --> die Mädchen
der Wagen --> die Wagen
Slide 11 - Slide
Wat is het meervoud van:
der Arzt
A
die Arzte
B
die Ärzte
Slide 12 - Quiz
Wat is het meervoud van:
die Freundin
A
die Freundin
B
die Freundinnen
Slide 13 - Quiz
Wat is het meervoud van:
das Ferkel
A
die Ferkel
B
die Ferkels
Slide 14 - Quiz
Wat is het meervoud van:
der Hut
A
die Hüte
B
die Hute
Slide 15 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord er/sie/es
Ken je het verhaal nog over SANNE SANNE SANNE SANNE SANNE SANNE?
Slide 16 - Slide
der
die
das
es
er
sie
Slide 17 - Drag question
Kapitel 5
Gaan we morgen mee verder!!
Slide 18 - Slide
Hoe vonden jullie deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 19 - Poll
Wat is het thema van Kapitel 5?
Slide 20 - Open question
Welke Duitse woorden
ken je nog?
Slide 21 - Mind map
Grammatica onderwerpen
- werkwoorden met een 'e' in de stam
- werkwoorden met een 'a' in de stam
- woorden uit de der-groep
Slide 22 - Slide
Uitleg
Als het werkwoord een 'e' in de stam heeft, verandert die bij du/er/sie/es in een 'i' of 'ie'!
Een 'i' krijg je als de 'e' kort wordt uitgesproken --> hElfen
Een 'ie' krijg je als de 'e' lang wordt uitgesproken --> lEsen
Slide 23 - Slide
Dus...
helfen
sehen
ich
helfe
sehe
du
hilfst
siehst
er/sie/es
hilft
sieht
wir
helfen
sehen
ihr
helft
seht
sie/Sie
helfen
sehen
Slide 24 - Slide
Uitzonderingen
geben, nehmen, treten
Allemaal een 'lange e' maar toch een 'korte i'
er gibt, er nimmt, er tritt
Slide 25 - Slide
Bij welke persoonlijke voornaamwoorden verandert de klinker in de stam??
A
ich, du, er/sie/es
B
wir/ihr/sie/Sie
C
du/er/sie/es
D
ich/du/ihr
Slide 26 - Quiz
Krijgt het volgende woord een i of ie?
essen
A
i
B
ie
Slide 27 - Quiz
Krijgt het volgende woord een i f ie?
lesen
A
i
B
ie
Slide 28 - Quiz
Vertaal het volgende:
hij geeft
Slide 29 - Open question
Pagina 31 TB
Lees deze pagina goed door!
Ook i.v.m. de uitzonderingen!
Slide 30 - Slide
Uitleg
Bij sterke werkwoorden met een 'a' in de stam verandert de 'a' bij du/er/sie/es in 'ä'.
(ook bij laufen en stoßen)
Slide 31 - Slide
Dus....
fallen
lassen
ich
falle
lasse
du
fällst
lässt
er/sie/es
fällt
lässt
wir
fallen
lassen
ihr
fallt
lasst
sie/Sie
fallen
lassen
Slide 32 - Slide
Uitgangen van de werkwoorden
De uitgangen van de werkwoorden komen van
esttenten!
Leer die nog eens goed als je ze niet meer weet!
Slide 33 - Slide
Welche Kleidung (tragen) du am liebsten?
A
tragst
B
trägst
Slide 34 - Quiz
Was (halten) du von ihm?
A
hältst
B
haltst
Slide 35 - Quiz
Was (essen) du da?
A
esst
B
isst
Slide 36 - Quiz
Wohin (gehen) er?
A
geht
B
gieht
Slide 37 - Quiz
Snap je het onderdeel sterke werkwoorden?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 38 - Poll
Woorden uit de der-groep
De woorden die dezelfde uitgang hebben als der, die, das
dies- = deze, dit solch- = zulke, zo'n
jed- = elke, iedere welch- = welke
mach- = sommige all- = alle
Slide 39 - Slide
Dus...
Slide 40 - Slide
die Schwester
A
diese Schwester
B
dieser Schwester
Slide 41 - Quiz
der Bruder
A
welche Bruder
B
welcher Bruder
Slide 42 - Quiz
das Baby
A
jede Baby
B
jedes Baby
Slide 43 - Quiz
die Eltern
A
dieser Eltern
B
diese Eltern
Slide 44 - Quiz
Wat moet je dus leren?
Blauwe pagina's Kapitel 4 en 5
(Nee, dus GEEN Schreibecke of Plauderecke)
Slide 45 - Slide
Ben je klaar voor de toets?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 46 - Poll