This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Biologie
Quiz
Slide 1 - Slide
Hoe heten de kleppen in de aorta en de longslagaders?
A
halve maan vormige kleppen
B
aderkleppen
C
hartkleppen
D
bloedkleppem
Slide 2 - Quiz
longader
Aorta
Holle ader
Long slagader
Slide 3 - Drag question
Tot welke bloedsomloop horen de holle aders?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
Slide 4 - Quiz
Hoe heet de grote slagader die het bloed, vanuit het hart naar alle organen brengt?
Slide 5 - Open question
Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D
Slide 6 - Quiz
Welk bloedvat brengt zuurstofarm bloed naar de longen?
A
longslagader
B
longader
C
holle ader
D
aorta
Slide 7 - Quiz
Waar liggen de kransslagaders?
A
In je hoofd
B
In je longen
C
In je hart
D
In je benen
Slide 8 - Quiz
Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?
A
Hart-tussenvlies
B
Hart-tussenspier
C
Hart-wand
D
Hart-tussenwand
Slide 9 - Quiz
Een ander woord voor afweersysteem is immuunsysteem:
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
De huid hoort bij het afweersysteem
A
Goed
B
Fout
Slide 11 - Quiz
Welke bloedcellen zorgen voor het afweersysteem?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Geen van deze antwoorden
Slide 12 - Quiz
Hoe kun je immuun worden?
A
Door een vaccinatie
B
Door te sporten
C
Door fruit te eten
D
Door al een keer eerder dezelfde ziekte te hebben gehad
Slide 13 - Quiz
Wat is een allergie?
A
Overgevoeligheid voor bepaalde stoffen
B
Lagere gevoeligheid voor bepaalde stoffen
C
Dat je gestoken wordt door een insect
Slide 14 - Quiz
Welk bloedvat is niet 'waterdicht' maar heeft kleine poriën in de wand?
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
Slide 15 - Quiz
noem 3 adviezen voor een gezonde leefwijze
A
wel roken, veel alcohol, eet ongezond en altijd hetzelfde
B
niet roken, weinig alcohol, eet gezond en gevarieerd, beweeg weinig
C
niet roken, weinig alcohol, eet gezond en gevarieerd
D
niet roken, weinig bewegen, weinig alcohol
Slide 16 - Quiz
Noem de onderdelen van de kleine bloedsomloop
Slide 17 - Open question
Noem de onderdelen van de grote bloedsomloop.
Slide 18 - Open question
Kleine bloedsomloop
Grote bloedsomloop
alle organen
longen
zuurstofrijk- zuurstofarm
van linker harthelft naar rechter harthelft
van rechter harthelft
naar linker harthelft
zuurstofarm-zuurstofrijk
Slide 19 - Drag question
Zuurstofrijkbloed komt het hart binnen in de
A
linker kamer
B
Linker boezem
C
rechter kamer
D
rechter boezem
Slide 20 - Quiz
Welk bloedvat brengt zuurstofarm bloed naar het hart?
A
aorta
B
holle ader
C
longslagader
D
longader
Slide 21 - Quiz
Kleine bloedsomloop
linker
boezem
linker
longader
linker
long
slagader
haarvaten
rechter
long
rechter
kamer
Slide 22 - Drag question
Wat moet je niet doen voor de goede werking van je hart?
A
heel veel bewegen
B
veel vet eten
C
weinig bewegen
D
weinig bewegen en vet eten
Slide 23 - Quiz
Waar zitten de hartkleppen?
A
Tussen de linker - en de rechterhelft van het hart
B
Tussen het hart en de aorta en longslagader
C
Tussen de boezems en kamers in het hart
D
In de aders die naar het hart toelopen
Slide 24 - Quiz
Hoe vaak klopt het hart gemiddeld per minuut in rust
A
30
B
50
C
70
D
90
Slide 25 - Quiz
Slide 26 - Slide
welk bloedvat bestaat niet?
A
De leverader
B
De leverslagader
C
De darmslagader
D
De maagader
Slide 27 - Quiz
Welke ader vervoert zuurstofrijk bloed?
A
Lichaamsaders
B
Longader
C
Leverader
D
Poortader
Slide 28 - Quiz
Welk bloedvat is een uitzondering op de naamgeving?
A
Armslagader
B
Nierslagader
C
Poortader
D
Beenader
Slide 29 - Quiz
Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader. In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen in de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en de poortader
D
In geen van allen
Slide 30 - Quiz
Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten
Slide 31 - Quiz
De voedingsstoffen die in de dunne darm worden opgenomen, komen eerst terecht in de:
A
leverader
B
poortader
C
leverslagader
D
onderste holle ader
Slide 32 - Quiz
In welk bloedvat wisselt het glucosegehalte van het bloed het sterkst in de loop van een etmaal.
A
Leverader
B
Leverslagader
C
Poortader
D
darmslagader
Slide 33 - Quiz
Door micro-organismen afgebroken koolhydraten worden in het bloed opgenomen en naar de lever gevoerd. Hoe heet het bloedvat waardoor deze stoffen vanuit het verteringsstelsel naar de lever worden gevoerd?
A
darmslagader
B
leverslagader
C
poortader
D
dunne darmader
Slide 34 - Quiz
Welke slagader vervoert zuurstofarm bloed?
A
Aorta
B
Longslagader
C
Hoofdslagader
D
Kransslagader
Slide 35 - Quiz
Het hart pompt zuurstofrijk bloed in de:
A
Longslagader
B
Longader
C
Aorta
D
Holle ader
Slide 36 - Quiz
Hoe noemen we de grootste lichaamsslagader?
A
longslagader
B
aorta
C
holle ader
D
longader
Slide 37 - Quiz
Welk bloedvat moet op nummer 1 staan?
A
Longslagader
B
Holle aders
C
Aorta
D
Longaders
Slide 38 - Quiz
Bij inspanning verdeelt het bloed zich anders over het lichaam. Wat is NIET waar als je aan het sporten bent?
A
1. Het hart krijgt veel meer bloed
2. Het verteringsstelsel krijgt 25 % minder bloed
B
1. Het hart krijgt evenveel bloed
2. Het verteringsstelsel krijgt 5 %
bloed
C
1: De nieren krijgen 20 % minder bloed
2. De spieren krijgen het meeste bloed
D
1. Je hersenen krijgen 9 % minder bloed
2. De botten krijgen 1 % bloed